Bamba - proloog

Reizen, hoe lang droom ik al van andere culturen, werelden, mensen, avonturen? Een verhaal beginnen met deze moeilijk te beantwoorden vraag is vreemd voor me, maar deze vraag is een wezenlijk deel van mezelf en kan alleen beantwoord worden door het beleven.

Wat is een leven als je voor het overgrote deel geleefd word en dus niet in staat bent altijd en overal je gevoel te volgen? Tijdens een reis door een deel van Zuid Amerika in de zomer van 1995 staat het me, na een moeilijke periode met verschillende samenlopende omstandigheden, ineens heel helder voor mijn geest, ik ga, ik wil.

Het latente plannen maken is afgelopen, ik ga nu echt aan de slag met het realiseren van datgene wat jarenlang gedroomd is. Een last valt van mijn schouders, een goed gevoel neemt me bij de hand en zal me leiden naar die andere culturen, werelden, mensen en avonturen.
Het leven leven als een grote samenloop van omstandigheden heeft tot nu toe niet in mijn aard gelegen. Het word je door je opvoeding en op school niet geleerd en ook de westerse op commercie gerichte samenleving accepteert dat gedrag niet.

Toch word mij in de loop van 1996 duidelijk dat je het leven niet te veel moet willen sturen. Iedereen die dat wel voor het grootste deel doet, komt eens in de situatie terecht dat dit niet meer kan en word dan zwaar op de proef gesteld met eventueel vergaande gevolgen. Ik leer het leven te leven zoals het op me af komt, toeval bestaat niet. Ik heb een plan en dat plan sluit diverse dingen uit. Geen relatie, want dat zou alleen maar voor vertragingen en problemen zorgen. Geen vaste baan, want dan zou er te weinig voorbereidingstijd overblijven, van m´n toch al krappe planning. Maar zoals ik nu geleerd heb, de dingen komen gewoon op je af of je het wilt of niet en misschien is het beter om alle gebeurtenissen, leuk of niet, als een teken van een verandering te accepteren.

De laatste dag van 1995. Op bezoek bij een jarige vriendin, waar al jaren lang deze feestelijke gebeurtenis s`middags word gevierd. Zoals gewoonlijk een rommelige gezelligheid met iets teveel drank dan goed voor je is. Deze oudejaarsavond ben ik uitgenodigd om bij een vriend, op z’n nieuwe driemastklipper ´Nil Desperandum´, in Enkhuizen het nieuwe jaar in te luiden. Er komt een man of dertig en over het algemeen onbekenden voor mij. Tegen zes uur s’avonds begint de al de hele dag voorspelde ijzel uit de lucht te vallen en veranderd het wegbeeld in langzaam voortsukkelende auto’s die alle concentratie nodig hebben om tenminste de wielen op het asfalt te houden. Door verschillende vrienden word ik uitgenodigd om te blijven en niet de dodenrit naar Enkhuizen aan te vangen. Ik twijfel, wat is wijsheid in zo’n situatie. Een oudejaarsavond vieren met de mensen waar je hem al jaren mee viert, of toch een klein avontuur zoeken en naar Enkhuizen afreizen. Ik luister naar m’n hart en neem afscheid.

De rit naar Enkhuizen word verlicht door de zwaailichten van politie, ziekenwagens en de draaierig makende gele lichten van de in allerijl opgetrommelde strooikolonnes. Zonder brokken maar met een zwaar gevoel in m’n hoofd van het overgeconcentreerd rijden land ik in Enkhuizen en val op de klipper het gastenverblijf binnen. Een grote erg blonde dame loopt direct op me toe en stelt meteen dat ik me in het schip vergist moet hebben. Onzeker om me heen kijkend ontmoet ik gelukkig de ogen van de schipper Gert en we vallen elkaar blij in de armen, waarna ik kennis maak met de blonde dame en de andere feestgangers. Het blijken nog twee schippers te zijn, wat lokale vrienden en een groep oud studenten van de hogere landbouwschool in Leeuwarden. Een bont gezelschap dat door de grote hoeveelheid voorhanden zijnde alcohol al aardig in de feeststemming is. Het word een gezellige avond met spelletjes, slap ouwehoeren en veel lachen. De strenge winter en de ijzel van deze avond maken er een echt spektakel van als we met z´n allen besluiten om een kleine kroegentocht rond de Enkhuizer binnenstad te maken. Over de beijsde haven en de spekgladde straten gaat het van kroeg tot kroeg en de blonde dame en ik blijken goed met elkaar overweg te kunnen, zowel lopend, plat op onze bek op de straat en aan de bar. Tegen sluitingstijd word er teruggetrokken naar de ´Nil´, om de overgebleven halflege flessen en de taai geworden oliebollen op te maken.

Eén voor één druipen de feestgangers moegestreden af naar hun hutten en blijf ik over met blonde Nelly en Evert, die onvermoeibaar plaatjes blijft draaien en nog een driekwart gevulde fles rooie wijn te gaan heeft. Op zoek naar een lege hut, blijkt óók Nell nog geen slaapplek te hebben en in het voorbijgaan word ik resoluut tegen de doorgestoken mast gedrukt en wild en dwingend gezoend. Onder invloed van de gezelligheid en de drank laat ik me gewillig gaan en belanden we samen in één bed in een hut die kennelijk als gereedschap en onderdelen schuur word gebruikt. Later blijken er ook nog stukken glaswol rond te zwerven, wat ontaard in diverse jeuken. Het word een wilde nacht met achtergrond muziek van de niet in slaap te krijgen Evert en een enkel uurtje slaap als bij het ochtendgloren de eersten al het eerste ontbijt van 1996 staan klaar te maken.

De vette walm van eieren met spek en het door de slaap niet verdreven lacherige groepsgevoel dwingen ons uit bed. Nell kennelijk toch een beetje geschrokken van haar eigen voortvarendheid en onzeker over de reaktie van haar vrienden, stelt voor om apart aan het ontbijt te verschijnen. Ik eerst en onmiddelijk blijkt, uit de blikken die ik krijg toegeworpen, dat ons nachtelijke samenzijn niet geheel aan de aandacht is ontsnapt. Later die middag doen we de voorgaande nacht nog eens dunnetjes over en belanden we bij de nieuwjaarsborrel in het café van Jan Bok. Voor mij reden genoeg om nog een extra nachtje in Enkhuizen te blijven slapen.

Later die week, thuis in Limmen, kan ik de gebeurtenissen van de nieuwjaarsviering en Nell niet uit m´n hoofd zetten en stuur een kaartje naar Enkhuizen dat verregaande gevolgen zal hebben. Nell en ik worden verliefd en echte maatjes en zijn sindsdien niet meer uit elkaar te slaan.
Het is oktober 1995 en ik ben op zoek naar een geschikt gebruikt schip. Na het lezen van stapels boeken met allemaal goede adviezen, het bijwonen van diverse lezingen en gesprekken met mensen die ervaring hebben, blijkt dat het uitstekend uitgeruste droomschip een prijskaartje te hebben dat voor zeer weinigen en voor mij zeker niet is weggelegd. Buiten een sterk gebouwd en zeker schip, komt er nog het één en ander aan veiligheids- en comfort apparatuur kijken, wat een wezenlijk deel uitmaakt van de kosten.

Op een zeker moment heb ik mijn droomboot in m´n hoofd. Maximum lengte een meter of 11. Polyester mits sterk gebouwd, aluminium of een beetje strak gebouwd stalen schip, het maakt mij niet uit, zolang het maar binnen m´n bescheiden budget valt. Een enkele doorgestoken mast, gewoon omdat dit aan mijn gevoel van sterkte bijdraagt. Voldoende motorvermogen, om ook op plaatsen met een gierende stroom of tijdens een redelijk windje op de kop nog enige voortgang te maken. Een windvaan zelfstuurinrichting en verder uitgerust met voldoende communicatie en veiligheids apparatuur. Tevens blijft een goede raad van een bekende Nederlandse zeezeiler, met een paar zeer krankzinnige expedities op z´n naam door m´n hoofd spoken. Zijn credo, tenminste wat bootjes betreft is k.i.s.s., wat staat voor ´keep it super simple´. Hiermee doelend op zijn ervaring dat alles wat stuk kan gaan ook stuk zal gaan. Met mijn gemiddelde electrische en mechanische kennis moet ik zelf in die situaties kunnen repareren of iets anders slims verzinnen. Schepen die voor hun hele reilen en zeilen zijn aangewezen op elektrische spanning vallen hiermee dus vanzelf af.

De zoektocht leidt via advertenties, jachtmakelaars en talloze jachthavens niet tot het gewenste resultaat. Het blijkt niet mogelijk om maar een klein beetje in de buurt van mijn wensen en het budget te komen. Ten eerste liggen de vraagprijzen van werfgebouwde schepen groter als 10 meter al zo´n 50 mille boven budget en dan heb je nog een schip waaraan diverse dingen mankeren en dat nog verder moet worden uitgerust omdat het vaargebied van deze schepen zich in de meeste gevallen beperkt tot IJsselmeer en zo nu en dan een ritje Terschelling. Dan de echt zeegaande zeiljachten in deze lengte klasse. Over het algemeen volgens de visie van de laatste eigenaar goed uitgerust, er zijn tenslotte al zeereizen mee gemaakt en vaak van het kaliber stoer schip. Oók deze categorie schepen blijkt niet in m´n budget te passen. Teleurgesteld overdenk ik de verdere mogelijkheden. Een round the world vliegticket en m´n fiets meenemen? Nog maar een paar jaar hard werken en sparen? Of gewoon m´n eisen lager stellen en op zoek naar een kleiner schip?

Dan op een zaterdag, ergens half December, als de sloten al lang zijn dichtgevroren en er in de kop van Nederland een flink pak sneeuw ligt, zie ik een kleine advertentie in de Telegraaf. Te koop one-off, 35 ft, telefoonnummer. Ik bel en krijg een jachtmakelaar in Warns aan de lijn. De vraagprijs past me precies en ik besluit om samen met Jeroen gelijk te gaan kijken. Door een prachtig winterlandschap rijden we over de afsluitdijk naar Friesland, om daar de ´La Coquille´ op de wal aan te treffen. Een eigenbouw, met de rompvorm van een Friendship 35. Ik loop om het schip heen, krijg een soort ´deja-vu´ en weet dan al dat dit het schip gaat worden waarmee ik de komende jaren op zee zal gaan zwerven. We bekijken het schip en de uitrusting, ondanks de snijdende vrieskou, van onder naar boven en ik kom tot de conclusie dat dit een echt zeeschip is, gebouwd en uitgerust om, ook onder minder gunstige omstandigheden, lange reizen te maken. We spreken met de jachtmakelaar en horen het treurige verhaal van de eigenaar Eddy, die door een hersenbloeding is geveld en niet meer in staat is om te zeilen. Ik trek de stoute schoenen aan en doe een bod ver onder de vraagprijs. Twee dagen later is het schip van mij en kan ik plannen gaan maken voor de broodnodige opknap werkzaamheden.

Juli 1996, de werkzaamheden aan het inmiddels ´Bamba´ gedoopte schip zijn in een vergevorderd stadium, maar dit jaar vertrekken zit er niet meer in. Ik bespreek dit met Nell, die blij is nog een extra jaar met elkaar te kunnen doorbrengen. Diezelfde avond belt een ex-collega met het aanbod om een project te gaan begeleiden voor ongeveer negen maanden en drie weken later, na een proefvaart met Bamba van twee weken, ben ik in IJmuiden weer aan het werk.

De proefvaart samen met Jeroen, brengt ons, via de Belgische- en Franse kust tot St.Peterport op Guernsey, waar we door een samenloop van omstandigheden in de bak zullen belanden. We klaren netjes in en worden even later door twee mensen van de douane aan boord bezocht, die vijf minuten later een half- en oud zakje wiet ontdekken. Na overleg over de portofoon met z´n chef, worden we ter plekke alletwee officieel gearresteerd en verschijnen er nog vier mensen aan boord, die het hele schip binnenste buiten keren. Alles wat maar even op drugs lijkt, van hoofdpijnpillen tot een potje poeder om wijn te maken, word inbeslag genomen. Ik kijk alles met belangstelling aan en geloof niet dat we voor dit hele kleine beetje wiet grote problemen zullen krijgen. Jeroen word ondertussen wel zenuwachtig en kijkt vertwijfeld om zich heen. Dan moet ik naar binnen, word gefouilleerd en moet me uitkleden. Als ik in m´n onderbroek sta, gebaard de beambte dat ook die naar beneden moet, waarna ik moet bukken en m´n kont openhouden zodat ze kunnen zien dat daar niets verstopt is. Daarna is Jeroen aan de beurt, die één en ander zo vernederend vind, dat ie bijna uit z´n vel vliegt. We moeten mee naar het buro, worden daar officieel inhechtenis genomen met alles wat daar bij hoort en worden apart van elkaar opgesloten.

Ik maak er het beste van, regel koffie en maak gebruik van het recht op een telefoongesprek. Als de telefoon in de cel is aangesloten, laten ze me een half uur alleen en bel ik behalve Nell nog diverse andere mensen in Nederland. Tijdens het hierop volgende op de band opgenomen verhoor, in gezelschap van een dame van het lokale KLM kantoor die als tolk optreed, hou ik vol dat de wiet niet van mij is en dat waarschijnlijk één van m´n vrienden dit aan boord heeft laten liggen. Uren later worden we met een standje vrijgelaten en terug naar de boot gebracht. Jeroen is onder de indruk en blijft nog dagenlang mokken.

Op de terugweg naar huis maken we nog een kleine storm mee onder de zuid Engelse kust, met vlagen van windkracht negen. Bamba houd zich geweldig en doorstaat alles zonder grote problemen. Ikzelf moet wennen aan de kracht van de zee en de hoogte van de golven.

Het daarop volgende jaar word gevuld met werken, veel plezier maken met Nell en alle vrienden en kennissen en papieren voorbereidingen voor het vertrek zomer 1997. Aangezien de relatie met Nell geweldig is, zie ik van het plan een wereldreis te maken af en ga voor een rondje Atlantic van ongeveer dertien maanden. De twee maanden voor het geplande vertrek eind juli, worden volledig in beslag genomen door werken aan de boot en alle overige voorbereidingen en leiden ongemerkt tot veel spanningen.

Dan is het zover en ga ik samen met gelegenheids maten Jeroen en Joop, 26 juli 1997 op weg naar mooie, spannende en hopelijk leuke avonturen.

Comments

Popular posts from this blog