Bamba - brief drie

FUNCHAL - MADEIRA, 17 sept 1997
LAS PALMAS - GRAN CANARIA, 24 okt 1997
SAN SEBASTIAN - LA GOMERA, 1 nov 1997
Hallo lui,
Hier deel drie van m´n zwerfverhalen. Naar ik aanneem zijn jullie nog steeds geïnteresseerd en kunnen mijn proza (nog net) waarderen.
Madeira is echt een aanrader, tenminste voor diegenen die maar een weekje of twee over hebben en willen ontspannen in een zeer mooie buitenlandse omgeving. Oók voor de jongeren onder ons blijkt hier van alles te beleven. Niet zoals op de Spaanse costa´s, waar de ene kroeg of discotheek de andere overschreeuwd, maar als je die ´gezelligheid´ zoekt is die ook hier te vinden. Daarnaast talloze vreselijk romantiese plekken om tegen afbraakprijzen wat te eten en een echt fantastiese natuur.
De afgelopen dagen heb ik in die natuur rondgebracht en ik ben voor Europese begrippen echt onder de indruk. Ger, een Brabantse vriend van mij, die ik enige jaren geleden in Zuid-Amerika heb leren kennen, schreef me een brief waar ik een beetje jaloers van werd. Hij had zes weken door Peru getrokken, met als voornaamste doel zoveel mogelijk 5- en 6000 meter hoge bergen te beklimmen. Aangezien ik hier zit en de bergen niet zo hoog zijn, plus het feit dat m´n conditie niet echt fantasties is (en het op deze manier van leven ook niet zal worden), heb ik hier min of meer het tegenovergestelde gedaan en ben met de bus zo hoog mogelijk gegaan (14- tot 1600 meter), om daarna te voet af te dalen. Dit beviel m´n conditie prima, maar m´n knieën iets minder.
De Madeirezen hebben de afgelopen eeuwen zoetgebracht met het kanaliseren van het water dat hoog in de bergen met bakken tegelijk uit de lucht valt, om hiermee hun lager gelegen terrasvormige landbouwgebiedjes te irrigeren. Deze ´levadas´, dertig centimeter brede, overwegend gemetselde kanaaltjes, lopen de lange weg bergafwaarts, zeg maar langs de randen van de valleien. Zodra er ergens water nodig is, is het een kwestie van een steen in de levada en je kaveltje loopt onder water. Het is vanaf diverse plaatsen mogelijk zo´n levada op te pikken en erlangs af te dalen tot zeeniveau.
Hoe hoger je komt, hoe vochtiger het word en qua landschap en vegetatie waan je je tenslotte helemaal in de tropen. Overal prachtig bloeiende exotische bloemen, planten, struiken en cactussen. Heerlijk geurende lariksen en mierikswortels (deze verzin ik even .....). En overal fruit, appels, bessen, bananen, wilde bramen, kiwi´s etc. Daarbij de op dit moment heersende tropische temperaturen van een graad of dertig en je droomd makkelijk weg naar nog verdere oorden.
Zelfs het rijden met de bus heeft hier een tropisch tintje, aangezien er met helse snelheid over veel te smalle wegen, luid toeterend word gereden, waarbij er diverse keren hard in de ankers word gegaan als blijkt dat de snelheid toch te hoog is.
In de haven is het druk met sportvissers, omdat Madeira bekend staat om het vangen van zeer grote Atlantische Marlijnen (Marlins). Er liggen zelfs een paar Amerikaanse boten, van van het type Don Johnson, maar dan nog een slaggie groter. De ´baas´ zit uitgemeten op het achterdek in een soort leunstoel, met zes dikke hengels om zich heen, waarop molens zitten gemonteerd van het type ´klein liertje´ en gaat zitten wachten op dé aanbeet van de dag. Oók een manier om je dag door te brengen.
De laatste avond in Madeira vind ik aan de boulevard het ultieme eetcafe, vol met lokals (zoals altijd de meest aangewezen plek). Bier voor de werkelijke afbraakprijs van negentig cent per glas, waarbij je bij elk glas een keus mag doen uit de in een vitrine uitgestalde ´tapas´ (een soort borrelhapjes). Zeven biertjes later hou ik het met een genereuze fooi én een volle maag voor gezien en ga een keer vroeg naar bed want er moet morgen weer gevaren worden.
Op aanraden van Heinz (de overjarige Duitse hippie die ik op Porto Santo had ontmoet) ga ik naar Graciosa, een klein eilandje iets ten noorden van Lanzarote. De afstand is ongeveer 220 mijl en bij goede wind binnen twee dagen te bereiken.
Gelukkig staat er de volgende dag inderdaad goede wind en dankzij de goede zorgen voor Arie, die ik in Porto Santo uit elkaar, gesmeerd én uitvoerig geknuffeld heb, stuurt de boot zich deze keer zelf en kan ik heerlijk regelmatig even wat slapen. Later hoor ik van een Engels stel die gelijktijdig met mij uit Madeira waren vertrokken, dat ze s´nachts erg veel scheepvaart hadden ontmoet, terwijl ik maar twee schepen heb gezien. Toch iets om over na te denken .......
Gek gemaakt door Piet en Henny van de ´Belle van Zuylen´, een sportief en aardig echtpaar van in de vijftig, met een verschrikkelijk mooie stalen Koopmans van 13 meter, begin ik fanatiek te vissen. Zij hebben de eerste vangst al lang binnen en de smaak van écht verse tonijn is onovertroffen. Tevens heeft Piet me een beetje ingewijd in de wereld van het korte golf zenden en hebben we een zogenaamde ´home-made´ roepnaam bedacht; PA3-BAM. Geregeld kletsend over de korte golf en zonder beet te krijgen gaat het rap richting Graciosa. Piet vangt de ene vis na de andere en dat begint me aardig te steken.
Tegen de tweede avond, zie ik dat m´n akku´s aardig leeg beginnen te raken en start ik boem-boem, om via de dynamo voor wat stroom te zorgen. Na een paar minuten mis ik een bekend geluid en merk dat er geen koelwater uit de uitlaat spuit. Geschrokken zet ik meteen de motor uit en ga op onderzoek uit. Alles lijkt in orde, geen gescheurde slangen of iets dergelijks, dus moet het aan de koelwaterpomp liggen. Omdat alleen en zonder motor varen me niet erg aantrekt, begin ik te sleutelen, om te ontdekken dat de as die de pomp aandrijft met twee vingers is te bewegen. Ik vermoed het ergste en ga ervan uit dat de as is gebroken. Piet opgeroepen, die kalm beweerd dat het allemaal wel goed komt en dat hij wel zal helpen om onder zeil te ankeren.
s´Morgens vroeg krijg ik Graciosa en Lanzarote in zicht en met nog een paar mijl te gaan, klinkt er plotseling een vreemd metaalachtig tikkend geluid uit m´n stuurkolom. Bamba veranderd plotseling van koers en ik kijk naar Arie, die hard z´n best doet om te corrigeren, maar er gebeurd niets. Ik koppel Arie af en probeer zelf te corrigeren, maar ook dat haalt niets uit. Het blijkt een gebroken stuurkabel. Snel zoek ik het noodroer op, omdat ik ondertussen aardig dicht onder de lage wal ben geraakt. Ik voel me als aangeschoten wild, zonder motor en met een noodroer, als ik de werkelijk prachtige zeestraat tussen Lanzarote en Graciosa in zeil. De noordkust van Lanzarote bestaat uit een 400 meter hoge zeer steile klif, met daar vlak tegenover de prachtige baaien met zandstrand en duinen van Graciosa.
Als ik de ankerplek nader, komt er een rubberbootje met een noodgang op me af, met twee mensen aan boord. Het blijken Piet en Cees te zijn, die samen een redding actie in de stijl van Smit Tak op touw hadden gezet. Al varend naast elkaar klimt Piet op Bamba en voeren we een haast perfecte ankermanoeuvre uit. Even later komt Cees ook aan boord en doe ik m´n motor en roer verhaal. Cees is een Nederlandse Canadees, die op 16 jarige leeftijd uit Alkmaar naar Australië is geëmigreerd, daar met de Austrliese Pam getrouwd en later samen naar Canada gegaan, vanwaar ze nu al tien jaar zeilend tussen de in Canada en Australië wonende kinderen reizen. Beiden zijn nu dik in de zestig en genieten zichtbaar nog met volle teugen van het zeilende zwervers leven.
De volgende dag blijkt Cees gouden vingertjes met diesel motoren te hebben en halen we samen de waterpomp uit elkaar, waarna blijkt dat er een pennetje dat door de as zit en zo voor de aandrijving zorgt is gebroken. Ook de seals om het zeewater uit de motor te houden en de impeller zijn niet zo goed meer. Aangezien ik aan reserve onderdelen alleen wat olie en filters mee heb, besluiten we de pomp provisorisch weer in elkaar te zetten en ga ik naar Nederland bellen voor onderdelen die Nell dan naar Fuerteventura mee kan nemen. Nadat we de motor hebben gestart, werkt alles weer als vanouds en ik bedank Cees met een Bamba T-shirt.
Graciosa is een geheime top vakantie bestemming voor de Spaanse jeugd. De duinen staan vol met trekkerstentjes, er word gezopen, gezwommen, rond kampvuren gezongen en s´avonds op het strand gevreeën. De ankerplek is prachtig, rustig, met glashelder water waardoor je op 12 meter diepte zo naar de bodem kijkt en met een helder geel zandstrand voor de deur. Er zijn geen verharde wegen en het enige dorpje bestaat uit kleine vierkante wit gekalkte huisjes rond een klein vissershaventje met een paar kleine kroegjes en een supermarktje. Door het dorp slenterend, heb ik iedere keer weer het idee dat elk moment Zorro en John Wayne op hun paard de hoek om komen stuiven. Hier en daar een verdwaalde cactus op straat en schurftige honden, die je honderden meters blijven achtervolgen. Het leven draait hier om niets en als je daaraan gewend bent is dat vast erg lekker. Een beetje visvangst, een paar verdwaalde Spaanse toeristen - wat is er nog meer in het leven ? De volgende dagen besteed ik aan diverse klusjes aan boord, repareer de gebroken stuurkabel, slenter rond in de omgeving, beklim met de dood voor ogen de plaatselijke hoogste vulkaan van driehonderd meter, drink biertjes in de lokale kroeg en zit tegen vieren her en der aan boord voor een aperitiefje. Er word hier gezegd dat je in het goede jaargetijde de trekkende walvissen door de zeestraat tussen Graciosa en Lanzarote kunt zien zwemmen en vanaf de top van de vulkaan heb ik inderdaad het idee dat je onder water kan kijken. Het water heeft alle schakeringen blauw die je maar kunt bedenken. Ik bedenk me dat je op deze manier hier heerlijk oud kunt worden en gezien de nogal negatieve verhalen die ik over het Caraïbisch gebied hoor, zal ik in de nabije toekomst nog wel eens aan deze plek terugdenken. Ondertussen doet Nelly haar makelaarsexamen en kan ik haar niet telefonisch te pakken krijgen, om de uitslag te horen (terwijl ik gevoelsmatig bijna zeker weet dat ze slaagt). Omdat ik weer aan boord moet omdat ik eters op de échte indische nasi krijg, blijft haar succes nog even een vraag. Gelukkig nemen de eters een draagbare telefoon mee en kan ik rond één uur s´nachts toch met Nell spreken, om daarna een vreugde-kreet over de baai te slaken - ze heeft het voor elkaar !!
De volgende dag kom ik in het dorp Max en Erica tegen, die met een klein, oud, negen meter lang scheepje onderweg zijn. Ik nodig ze aan boord uit voor een borrel en het word (weer) erg gezellig. Zoals altijd met borrelende (wereld) zeilers, worden er al gauw allerlei ervaringen uitgewisseld en het liefst de hele erge. Ik doe m´n verhaal van de bijna aanvaring in het Engelse kanaal, waarop Max hun horror verhaal in dichte mist verteld. Ter wille van dit verhaal, ga ik een paar weken terug naar de zuid Portugese kust, waar ik van Cascais naar Lissabon onderweg was. Volgens goed zeemansgebruik, heb ik de marifoon stand-by op kanaal 16 en klinkt er plotseling een redelijk nerveuze oproep. ´Big ship, big ship, in position xx.xx, this is British yacht ´Blue Clipper´, we have you on radar and we are on a collision course, our visibility is less than 100 metres, please respond´. Het aangeroepen grote schip antwoord niet en het word weer stil op de marifoon. Drie minuten later komt ´Blue Clipper´ nog nerveuzer met hetzelfde verhaal en weer antwoord het grote schip niet. Nadat dit nog twee keer op dezelfde manier doorgaat, pak ik de marifoon en roep naar ´Blue Clipper´ dat als hij het schip op z´n radar heeft, ze er gewoon omheen moeten varen en moeten stoppen met schreeuwen op kanaal 16. Hij meld zich weer en zegt dat hij de boodschap niet heeft begrepen, waarop direkt een ander groot zeeschip eroverheen komt met ´this guy told you to sail around it, stop shouting on channel 16 !!´. Uiteindelijk blijkt dit wel een vriendelijk schip, want hij peilt ´Blue Clipper´ uit en adviseert hem om 180 graden om te draaien om van het onbekende grote schip weg te komen. Nog zichtbaar opgewonden over het feit dat het grote schip niet heeft geantwoord op z´n oproep, doet Max dit verhaal en begint mij iets te dagen. Ik vraag aan Max hoe hun schip heet en bij het horen van ´Blue Clipper´, val ik van de kuipbank van het lachen. Max en Erica zien er natuurlijk de lol niet van, totdat ik in staat ben om hun te vertellen dat ik het hele verhaal via de marifoon heb gehoord en dat ik degene was die hun heeft geantwoord. Bij het verlaten van Graciosa, op weg naar Lanzarote, vaar ik vlak langs de ´Blue Clipper´ en roep naar Max die in de kuip zit ´Blue Clipper, Blue Clipper, I have you on radar´, groet en ga ervandoor.
Samen met Piet & Henny en Cees & Pam (´t lijkt wel een familie bijeenkomst ......) varen we langs de kust van Lanzarote en houden een viswedstrijd, wie het eerst een vis vangt en daarna de grootste. Fanatiek als ik ben (?), bedenk ik me plotseling dat ik van Dick (een ´oude´ vriend, die zeven jaar in Nieuw Zeeland heeft doorgebracht) een prachtig mooi kunstaas heb gekregen, ter waarde van enige goeie uurlonen. Ik knoop het ding aan m´n reel en laat het achter de boot vieren. Nog geen drie minuten later gaat de lijn er als een gek vandoor en draai ik geschrokken de slip strakker, om daarna met een droge knal de lijn te zien knappen (sorry Dick .....). Aan de ene kant maar gelukkig, omdat het vast geen lolletje is om een vis die door een lijn heen zwemt van meer dan 70 kilo trekkracht op je bootje te hijsen, maar wel jammer van Dick z´n ´lure´ (= de juiste naam voor een kunstaas). Cees en Pam buigen af naar Arrecife, waar ze gratis in de haven kunnen ankeren en ik ga samen met Piet en Henny door naar Puerto Calero, een echte jet-set jachthaven ´in the middle of nowhere´, waar ze volgens de pilot glimmend gepoetste koperen bolders moeten hebben. Dit blijkt te kloppen en we meren af achter een 35 meter lang motorjacht, met (normaal heb ik geen goed woord over voor motorjachten ....) mooie ronde lijnen. Gelukkig moet het verbazendste nog komen, als we samen een anlege-wijntje (gekoelde witte) doen van minder als een gulden per pak (!) en zien dat er zeker twaalf man personeel rondrent op het motorjacht, compleet met automatische schuifpui van de kajuit naar het achterdek. Dit natuurlijk om de obers de gelegenheid te geven om in plaats van één glas, twee glazen tegelijk naar buiten te dragen (als één van jullie ooit nog eens niet weet waar je je geld moet laten ....... (breng het naar mij)). Later blijken er ook nog eens een BMW coupé, drie jet-ski´s, twee snelle bijboten, twee scooters en een space-wagon bij het schip te horen. Ik moet er een beetje om lachen en vraag me af of de eigenaar wel gelukkig is. Ik zou in ieder geval voor geen goud met hem willen ruilen.
Aangezien er een wasserette is, krijg ik van Piet het advies, om met de aanstaande komst van Nell, al het beddegoed een grondige wasbeurt te laten geven ........... (maakt een goede indruk). Ik realiseer me dat ik me echt verheug op twee weken (echte) vakantie samen met Nell. s´Avonds loop ik op de steiger langs onze achterbuurman met een onder Engelse vlag varende zeilboot van drie jaarsalarissen en word door de vrouw des huizes aangesproken. Of ik zin heb om een borreltje mee te drinken. Ik ben niet stom genoeg om nee te zeggen en zit binnen een paar minuten geanimeerd met een goeie whisky met het zeer vriendelijke Franse stel in het Engels te kletsen. Hij had een goede baan bij Air France, altijd ergens in Afrika gestationeerd en zij deed de kinderen. Ze hebben het schip belastingvrij gekocht op Guernsey (had ik óók weer wat te vertellen, gezien de avonturen van Jeroen en mezelf vorig jaar), vandaar de Engelse vlag. Ad rem als ik soms kan zijn, meld ik het echtpaar dat ze de eerste aardige Fransen zijn die ik tot nu toe ben tegengekomen. Oók Henny en Piet, die me komen halen om uit eten te gaan, worden zonder pardon aan boord gesleurd voor een borrel. Luxe alom en wederom een paar aangename uren in hun wereld van Peter Stuyvesant.
Van Puerto Calero, zeil ik naar Coralejo, de meest noordelijke haven op Fuerteventura, om daar de Nederlander Robert weer te ontmoeten, die ik hiervoor één keer eerder heb gezien in Porto Santo, in een zeer beschonken toestand, niet te volgen wartaal uitslaand. Deze keer, na enige borrels bij hem aan boord en daarna het dorp in, ben ik degene die het zeer wel aangeschoten om een uur of twee voor gezien houdt.
De volgende dag zeil ik zuidwaards naar Puerto Castillo, wat zeven kilometer van het vliegveld ligt. Een mooie haven om Nell met open armen te ontvangen. De hele dag ben ik in de weer om Bamba, zowel van binnen als van buiten ´spik en span´ te maken en aan het eind van de dag kan ik met een goed gevoel over het resultaat aan de borrel. Puerto Castillo is een vakantie-oord, wat door een paar Duitse projektontwikkelaars uit de grond is gestampt, compleet met de daarbij behorende jachthaven. s´Avonds neem ik een kijkje in het aangrenzende ´mega Center parcs´ en vindt daar enige honderden landsburen op een nagemaakt dorpsplein, bingo spelend en heimat liederen zingend. Geamuseerd kijk ik één en ander aan en neem en passant een duikje in het riante zwembad, om daarna toch een beetje zenuwachtig over de ontmoeting met Nelly de volgende morgen, onrustig in slaap te vallen.
Ik ga de volgende morgen uitgebreid scheren (de intimi weten waarom) en douchen, huur een auto-tje (goedkoper als een taxi) en zorg dat ik ruim op tijd op het supermoderne vliegveld sta. Zoals ik wel had gedacht (en zeker gehoopt) is het weerzien meer dan goed, we vallen elkaar in de armen en al knuffelend en met de veel te uitgebreide bagage slepend, (deels reserve onderdelen voor m´n motor en een stuurautomaat voor m´n windvaan) is het binnen een paar minuten allemaal weer alsof we elkaar gisteren nog gevoeld hebben. Zondagskinderen als we allebij zijn, heeft Nell de nacht voor vertrek haar ticket terugverdiend in het Zandvoortse casino. Een goed voorteken voor twee fantastiese weken.
Behoudens vurige uren en meer lekker en veel eten als goed voor ons is, zeilen we wat rond Fuerteventura en Lanzarote (zeer stoer, Nell voor het eerst op de oceaan), ankeren een paar dagen voor het bijna onbewoonde zeer mooie Isla Lobos, zien s´morgens een grote zeeschildpad rond de boot zwemmen, snorkelen we wat rond, genieten van de zon, sleutel wat aan de door Nell meegebrachte stuurautomaat en komen allebij weer helemaal bij.
Na een paar dagen besluiten we Muriel en Dirk, twee (met elkaar vrijende) collega´s van Nell, op te zoeken, die op Lanzarote op vakantie zijn. We ankeren in de zeer smerige haven van Arrecife, de hoofdstad van Lanzarote, met de stank van de plaatselijke vismeelfabriek constant in de neus. Het worden een paar leuke vakantie dagen, zonnen, zwemmen, Nederland - Turkije in het plaatselijke Hollandse café, compleet met ´frikandelletje speciaal´, weer goed eten met borrels en een rondrit over het eiland, met als hoogtepunt het gebied waar nog geen honderd jaar geleden zes jaar lang een vulkaanuitbarsting heeft plaatsgevonden.
Dit deel van het eiland is qua landschap echt niet te vatten en met geen pen te beschrijven. Lokale wijnboeren proberen tussen het vulkaanas met grote kuilen omringd door stenen muurtjes, met één druivestruik per kuil van acht vierkante meter op een niet te begrijpen manier hun geld te verdienen en verder heb je het idee dat je je op de maan bevind.
De tijd gaat zoals altijd harder als je denkt en we gaan weer ankerop richting Fuerteventura. Tenminste dat was het plan totdat ik het anker niet uit het water krijg. Na langdurig turen in het zeer troebele water, blijkt het anker achter een drie centimeter dik touw te steken wat kennelijk ergens onder water vast zit. We kijken elkaar wat verdwaasd aan, onder toezicht van een naast ons geankerd Frans stel. Zij begint tegen hem te kletsen en even later komt hij met de bijboot naar ons toe om te helpen (de tweede ´aardige´ Fransman die ik tegenkom). Er zit niets anders op dan met duikbril en snorkel onderwater te gaan kijken in het echt zeer gore havenwater. Behalve olie en diesel, drijven er delen verrotte vis en andere rommel rond en stinkt het verschrikkelijk. Met een zogenaamd triplijntje en de hulp van de Fransman lukt het het anker los te maken en bovenwater gekomen, hoor ik de Fransman tegen Nell schreeuwen ´the engine ! - the engine !´, waar Nell een beetje onwennig op reageerd. ´Zet hem in z´n vooruit en ga langzaam varen, zodat we geen andere boten raken´, roep ik vanuit het water. Dat lukt en we kunnen weer onderweg. Tussen Lanzarote en Graciosa, krijgen we met een toch wel angstig zeeverschijnsel te maken. De stroom, de golven en de deining staan allemaal een andere kant op, terwijl het hier ook snel ondieper word, waardoor er zeer hoge, steile en brekende golven onstaan die van alle kanten lijken te komen. Behoorlijk doorelkaar gesmeten rollen we uiteindelijk de haven van Corralejo op Fuerteventura in en gaan vlak achter Robert, die hier de winter wil doorbrengen, voor anker. Deze ankerplek heeft ook weer een aparte charme, in de vorm van de veerboot tussen Lanzarote en Fuerteventura. De boot stormt werkelijk de haven binnen en je denkt lange tijd dat ie dwars over je boot zal varen, om een meter of twintig voor de boot sterk af te buigen en aan te meren. Bij het wegvaren het omgekeerde, hij steekt achteruit, nadert soms tot op een meter of tien, om daarna volgas uit te varen. Meerdere malen draaien we op het anker enige rondjes in z´n schroefwater. Maar Bamba blijft goed liggen en ik maak me verder geen zorgen. De laatste dagen van onze vakantie worden gelukkig doorgebracht, met zonnen, lezen, borrelen, vrijen, eten en slap ouwehoeren met Robert en een ander Hollands stel (Geert en Liselotte, nog échte juppen met een nieuw zeiljacht en kennelijk voldoende geld om het een heel tijdje uit te zingen), dat hier de winter op hun schip doorbrengt.
Robert blijkt een figuur met vele gezichten en prachtige verhalen. In de zeventiger jaren bouwt hij in Duitsland een groot stalen zeiljacht, om daarmee rond te varen en uiteindelijk in Venezuela te belanden, waar hij het schip ruilt voor een onder zeil gebrachte viskotter en tienduizend dollar. De jaren daarna rommeld ie van alles op het schip en smokkeld cigaretten, drank en benzine van Venezuela naar Curaçao en maakt van het leven een feest. Als ie dat zat is, verkoopt hij de kotter aan een paar Duitse duikschoolhouders in de Dominicaanse republiek en koopt terplekke een zeiljacht, waarmee hij terug naar Europa zeilt. Kennelijk heeft hij al z´n verdiende geld er ondertussen doorheen gejaagd, want nu heeft hij een klein negen meter lang bootje, is alleen en heeft in Duitsland een vrouw en twee kleine kinderen. De wereld zit vol prachtige maffe mensen met mooie verhalen.
Ook ligt er een zeer verwaarloosd maar mooi goed uitgerust zeiljacht van een meter of dertien, waarop een jonge Braziliaanse met een klein kind. Zij zijn een van de zielige verhalen die je hier en daar tegenkomt. Ze blijkt getrouwd te zijn met een Amerikaan, waarmee ze de halve wereld is overgezeild, om een jaar of twee geleden in Lissabon te belanden, waar de brave borst op jonge leeftijd een hartaanval krijgt en overlijd. Ze zeilt het schip met hulp naar Lanzarote en daarna naar Fuerteventura en heeft behalve het schip geen nagel om haar kont te krabben. Met een beetje illegale handel in zelfgemaakte sieraden kan ze net het hoofd boven water houden. Ondertussen is ze zover dat ze het schip wil verkopen en terug wil naar Brazilië. De vraagprijs ligt rond de zestigduizend gulden en eigenlijk moet je het gewoon kopen, wat opknappen, naar Nederland zeilen en daar dan een aanzienlijke som geld rijker van worden. Er zijn rottiger manieren om aan je geld te komen. Maar goed ik heb Bamba en een plan, dus ik zet het (voorlopig) uit m´n hoofd.
Ondertussen zijn de veertien dagen met Nell weer bijna om en lief als ze is, helpt ze me om alvast wat voorraden in te slaan in de lokale supermarkt. Hier word de kracht van een moderne werkende vrouw weer overduidelijk. Loop ik als een kip zonder inspiratie zo´n supermarkt in de rondte, Nell flikkerd zelfbewust de karretjes vol met allerlij zeer handige en makkelijke spullen.
Na een gezellig en overvloedige afscheidsmaaltijd en nog enige borrels, nemen we de volgende dag met tranen in de ogen op het vliegveld afscheid, in de wetenschap dat het echte werk nu voor mij gaat beginnen en we elkaar over twee maanden in het Caraïbisch gebied weerzien.
Diezelfde avond zak ik met Robert en Geert (met toestemming van Liselotte) verschrikkelijk door en beland rond zeven uur s´morgens in bed om pas laat s´middags wakker te worden. Ik besluit na een paar stevige strakke mokken koffie om toch maar te vertrekken en begin het anker in te halen. Als er nog zeker twintig meter ketting overboord ligt, gaat de ketting loodrecht naar beneden en krijg ik niets meer omhoog. Vloekend wederom overboord met het snorkeltje, zie ik de ketting zeker drie keer om een groot stuk rots gewikkeld (de rondjes van de zaak van de veerboot blijken toch niet zo leuk te zijn ....). Ik stijg weer op, haal drie keer diep adem, duik weer naar beneden en probeer de ketting los te krijgen, waarbij ik zowat een vinger kwijt raak, die plotseling tussen de rots en de ketting blijft steken. Ik geef het op en bedenk dat ik het met de duikfles moet proberen. Anderhalf uur later heb ik eindelijk alle toebehoren gevonden en duik voor het eerst in twee jaar weer een keer met perslucht. Na enig gekloot heb ik de ketting vrij en kan weer eens op weg. Het plan is om naar het zuiden van Gran Canaria te gaan om te kijken of ik Luc & Laura kan vinden, die ongeveer hetzelfde vaarplan hebben
Zoals gebruikelijk gaat na het verlaten van de haven het vislijntje direct weer overboord en deze keer met succes. De lijn gaat er weer vandoor, maar nadat ik de slip wat dichtdraai blijkt het deze keer niet zo´n kanjer die de lijn dwars doormidden zwemt. Ik draai de boot bij en vecht met het beest totdat ik hem vlak bij de boot kan zien. Het is een geelvin tonijn van een kilo of vijf, die ik nadat ik hem aan boord heb gehesen, met een ploertendoder een hengst voor z´n kop verkoop en buitenboord opensnij om het bloed eruit te laten lopen. Dit gaat niet geheel zonder knoeien en het spatscherm aan de zijkant van de boot komt vol met bloedspatten te zitten. Na een half uurtje maak ik hem verder schoon en drop hem ingepakt in een plastic tas in de koelkast. Tevreden over m´n eerste vangst kijk ik over het water en moet constateren dat de wind langzaam draait om daarna pal tegen te gaan staan. Boem-boem gestart en motorzeilend hak ik de hele nacht richting Gran Canaria. De volgende morgen wakkerd de wind aan tot een dikke zes en is het bijna geen doen meer om tegen de wind en de golven in te varen. Ik zit zo´n 15 mijl oostelijk van Las Palmas op Gran Canaria en besluit halve wind deze haven aan te lopen. Tijdens m´n ochtend praatje met Piet (Belle van Zuylen), blijken zij ook in Las Palmas te liggen en ondanks dat het erg druk is in de jachthaven, is er direct naast hun een plekje vrij aan de kade. Mazzel, want later blijkt zowel het liggen aan de gastensteiger, als het ankeren een zeer hobbelige bedoening is. Trots laat ik Piet m´n vangst zien en Piet mij de kunst van het fileren, waarna marinade, mijn visbakkunst en aardappels en groente van Henny ons s´avonds doen watertanden en beseffen dat het leven wel erg ´rot´ is.
Las Palmas is het mekka van de watersport op de Canarische eilanden, wat zich vertaald in een zeer grote jachthaven en veel op watersport gerichte detailhandels. Verder is het de hoofdstad van Gran Canaria en zijn er een paar zeer grote warenhuizen en supermarkten. Tijdens een controle van de tuigage was me een paar dagen eerder een deels gebroken stuk achterstag (oei !!) en wat scheuren in het lummelbeslag (de verbinding tussen de giek en de mast) opgevallen en ik gebruik de dagen in Las Palmas om dit voor elkaar te maken en tegelijkertijd de laatste inkopen te doen, aangezien dit voorlopig de laatste luxe en van alle gemakken voorziene stopplaats is.
Iemand die het lummelbeslag en het achterstag kan repareren is gauw gevonden en mij word beloofd dat het mañana allemaal in orde is. Alle verhalen over het ´Spaanse mañana´ worden vervolgens in de dagen daarna meer dan werkelijkheid, als blijkt dat ik ondanks herhaaldelijk erachteraan gaan vier dagen en veel gezeur later de spullen (tegen een zeer billeke vergoeding overigens) krijg overhandigd.
Verder schaf ik een tien liter grote oppompbare plantenspuit aan om als douche te gebruiken en een snelkookpan (!) omdat een ´yachtie´ (= zeilende zwerver) die nou eenmaal aan boord moet hebben.
Zonder gekheid, er is geen culinair virus bij me binnengeslopen, maar één van de zeer dankbare onderwerpen onder de zeilers (na de goedkope drank) is voedsel, hoe het te bereiden, goed te houden en de goedkoopste adressen om het te kopen. Gekgemaakt door alle verhalen van geweldig smakend brood uit de snelkookpan en diverse recepten om het klaar te maken, komt bij mij dus ook de snelkookpan aan boord. Alle ingredienten voor het bakken van brood zijn nu aan boord, maar de tijd en de zin hebben nog ontbroken, dus ik moet jullie een ooggetuige verslag van het knoeien met bloem nog schuldig blijven.
Verder is Las Palmas een nietszeggende moderne grote stad en beperk ik me tot het leven in de jachthaven, waar zich een grote groep zeilers aan het voorbereiden is op de Atlantische oversteek. Wederom alle rangen en standen in boten en opvarenden te spreken en te bekijken. Las Palmas is ook de vertekhaven van de ARC, een toerwedstrijd van zeilboten, die min of meer onder begeleiding en tegen betaling van een aanzienlijke som geld samen de oversteek maken. Op het programma onder meer dingy racen, zaklopen en diverse gezamelijke borrels en barbeques, niets voor mij dus. Op één van m´n wandelingen door de haven, zie ik een zeer beschadigd zeiljacht liggen, met de zeereling aan flenters en de romp op diverse plaatsen gescheurd. Bij navraag, blijkt het een jacht van een Zweeds echtpaar op hoge leeftijd, die ergens tussen één van de eilanden een aanvaring hebben gehad met een tanker. De rillingen lopen nog over m´n lijf, als ik bedenk dat Jeroen en mezelf bijna hetzelfde was overkomen. Het echtpaar overleefd de aanvaring en gezien het feit dat de boot veel water maakt, gaan ze van boord en stappen over op de tanker. Ze zijn all-risk verzekerd melden het schip als verloren bij hun maatschappij. Nu wil het verhaal dat het schip vergeet echt te zinken en enkele dagen later door een lokale visser word gevonden en de haven binnengesleept. Ze liggen nu in een rechtzaak met de maatschappij, omdat die hun ervan verdenkt de boel te hebben willen oplichten.
s´Avonds veel jong Spaans volk op de kade, die bijna allemaal verlangend naar de afgemeerde bootjes kijken. Als ik een keer van boord stap, staat er een knul van een jaar of 25 op de kade, die me eerst voorbij loopt, om daarna op z´n schreden terug te keren en me in zeer gebroken Engels vraagt of ik de kapitein ben. Na het bevestigende antwoord, komt ie met een verhaal dat hij droomt van het reizen met een boot, waarna hij duidelijk laat blijken dat ie wel mee wil. Ik krijg het idee dat als ik hierop ja zeg, hij binnen tien minuten met z´n tas met kleren aan boord zit. Voorzichtig vertel ik (en dat is ook de waarheid) dat ik alleen wil zeilen en geen zin heb om wildvreemden mee te nemen. Daarna vraagt hij nog zeer onbeholpen wat ´my secret´ is om zo´n boot te kunnen varen, waarop ik ´mucho trabajo en mucho dinero´ (veel werken en veel geld verdienen) antwoord. Teleurgesteld druipt hij af.
Tijdens een van de telefoon gesprekken met Nell, hoor ik dat m´n laatste oma-tje is overleden. Hoewel het eraan zat te komen en ik de laatste keer dat ik haar zag, vlak voor m´n vertrek, eigenlijk al voorgoed afscheid van haar had genomen, komt het bij mij toch best hard aan. Je beseft plotseling dat je toch van familie an vrienden bent verwijderd en geen deel uitmaakt van hun dagelijkse leven, geluk en verdriet. Ik heb niets dan goede en leuke herinneringen aan oma en hoop dat ze daarboven een beetje op me past.
Van Gran Canaria gaat het langs Tenerife naar La Gomera, het op één na kleinste eiland van de groep, waar ik de laatste voorbereidingen zal treffen voor de grote oversteek. Het weer is weer eens niet op m´n hand en met tegenwind en geen wind is het wederom boem-boem die het moet doen. Ik probeer de door Nell meegebrachte stuurautomaat, die m´n windvaan moet aansturen een paar keer uit, maar zonder geweldig succes. Toch werkt dit bij andere schepen wel en zal het nog wel wat fijnafstemming nodig hebben. Vlak voor donker, iets westelijk van noord Gran Canaria, krijg ik weer beet en deze keer is het weer de vis die wint. De lijn gaat er net als een paar weken geleden met een noodgang van door en is niet te stoppen, met als resultaat een droge knal, honderd meter lijn en het kunstaas kwijt. De score is nu twee tegen één voor de vissen. Het begint ondertussen een aardig dure hobby te worden op deze manier. Het is veel goedkoper om op de markt een stuk vis te kopen. Je kunt je natuurlijk afvragen of je vissen van deze omvang wel aan boord wilt hebben. Bij navraag blijken hier toch tonijnen van meer dan een meter lang en honderd kilo zwaar te zwemmen, die een snelheid van 80 kilometer per uur kunnen ontwikkelen ..........
Later die nacht krijg ik een koelwater alarm en bij het openen van het motorluik, komt een stoomwolk me tegemoet. Ik zet snel de motor uit en ga op onderzoek uit, om een scheurtje in één van de koelwaterslangen te ontdekken. Buiten is er geen kip te zien en aangezien ik voldoende verwijderd ben van de oostkust van Tenerife, laat ik Bamba gewoon drijven en probeer met vloeibaar rubber en een rol tape een noodreparatie uit te voeren. Dit lukt gedeeltelijk, het lekt bij niet te veel toeren nog maar een beetje. Een beetje pissed-off van de zoveelste pech, besluit ik Bamba verder te laten drijven en ga een paar uurtjes naar bed. De volgende morgen een prachtige zonsopkomst, met een prachtig uitzicht op de 3700 meter hoge vulkaan de Teide op Tenerife. Rustig motorend, op een spiegelgladde zee, bereik ik de haven van San Sebastian op Gomera, om daar Luc & Laura, Piet & Henny en Sjoerd en Lex met hun anderhalf jaar oude zoon Lasse Storm (bruine vloot kennissen van Nelly) weer te treffen. Tijd voor een borrel en bijkletsen. We maken wat plannen en besluiten samen een autotje te huren om het eiland te verkennen. Ook bedenken we dat het wel aardig is om tegelijkertijd te vertrekken, niet zozeer om bij elkaar in de buurt te zijn, want dat is onbegonnen werk, maar om kortegolf- en marifooncontact te kunnen houden om zo niet helemaal alleen te zijn.
De rit over het eiland is prachtig. Zeer ruig, prachtige vergezichten op zee, Tenerife, La Palma en Hierro en hoog in de bergen aan de noordkant van het eiland een nationaal park met laurier bossen, die in Europa tijdens de ijstijd zijn uitgestorven. We maken een prachtige wandeling en eten onderweg allerlij wilde vruchten. Het is hier rustig, weinig toeristen (er is haast geen strand) en erg vriendelijke bevolking. De rest van de dagen word gevuld met het onvermijdelijke klussen, het inkopen van verse groenten en fruit, snorkelen en vissen vanuit de dingy. Ook doen hier de, soms wel tien centimeter grote kakkerlakken hun intrede, welke op slinkse wijze, via de meerlijnen aan boord komen. Ik heb er op de wal al heel veel, maar aan boord nog geen één gezien, maar weet dat op andere schepen al hele klopjachten met mattekloppers, gifbussen, kakkerlakkenvallen en horregaas gaande zijn. Op zondag met drie andere Hollanders naar het voetbalstadion, voor de plaatselijke streek-derby. Het was echt geweldig, met een veld van fijn lavasteen, half onder water en spannend en agressief voetbal, met zeker 8 gele en 2 rode kaarten en prachtige modderballetten als de bal toevallig weer eens in een plas bleef hangen. Entree prijs ongeveer dertien gulden, maar zeker waar voor je geld.
Ondertussen begin ik aardig zenuwachtig te worden over het vervolg van m´n reis. Het is toch wel een (tering) eind naar de overkant en daarbij vergeleken lijkt het bereiken van de Canarische eilanden kinderspel. Toch voel ik ook de spanning van het willen vertrekken en waarschijnlijk is dat wel de juiste gevoels mix om op een goede manier te vertrekken.
De route die we gaan volgen is ongeveer dezelfde als Columbus een paar honderd jaar geleden heeft gevolgd. Vanaf de Canaries zuid-zuidwestelijk richting de 700 mijl verderop gelegen Kaapverden, om of daar binen te lopen voor wat rust, of indien het weer en m´n stemming goed is, af te buigen naar het westen om in één keer door te gaan naar Martinique. Het idee achter het eerst zuidelijk gaan varen is het feit dat op die zuidelijke breedten, de noordoost passaatwind zou moeten blazen, zodat het ´voor de wind gaat´ (laten we het hopen ......). Ik reken op een oversteek van rond de 24 dagen, of ik nou wel of niet de Kaapverden aandoe.
Ondertussen is het hier noodweer, met een diepe depressie pal over Gomera. Het waait hard uit het zuidwesten en de regen komt met bakken tegelijk uit de lucht. Gelukkig is het wel een graadje of twintig warmer als in Nederland en hoeven jullie geen medelijden met me te hebben. Als de depressie is overgetrokken, doe ik nog een laastste technisch rondje en beland daarbij ook in de top van de mast om de verstaging en de verbindingen in de mast te checken. Ik schrik me te barsten, als ik ontdek dat het voorstag net onder de terminal is gebroken en nog op een paar draadjes hangt. Met hulp van Luc en Piet het voorstag gedemonteerd en dankzij de hulpvaardige medewerking van de Hollandse (!) havenmeester, die hier op Gomera al een jaar of tien verblijft, een nieuw stag besteld op Tenerife. Het is niet echt veel werk en het stag bevat allemaal standaard spullen, dus hopelijk is dit ook weer binnen een dag of twee gefikst. Ik moet er trouwens niet aan denken wat er was gebeurd als op volle zee en met slecht weer het voorstag was geknapt ...........
Goed, dit proza gaat voor m´n vertrek (rond zeven november) nog op de bus en daarna is er enige tijd radiostilte, wat m´n brieven betreft. Eerst de oversteek, daarna komen Nell, m´n moeder en broer naar Martinique om kerst en oud op nieuw te vieren, dus ergens in de loop van januari zal deel vier volgen.
Jullie allemaal alvast een goede afsluiting van het mooie jaar 1997 en alle goeds voor het nieuwe jaar gewenst. Om af te sluiten met een wijs nieuwejaars advies (sorry hoor ik kan het niet laten);
´jij leeft jouw leven, het leven leeft nooit jou´.

Ps. de foto is genomen aan boord van de ´Belle van Zuylen´, in een gekke bui om een leuke nieuwjaarsgroet te regisseren. Naar de doorgelopen tekst op het T-shirt moeten jullie maar raden.

Comments

Popular posts from this blog