Bamba - brief acht

ENKHUIZEN, 14 - 28 AUG 1998

Hallo lui,

Zoals jullie aan het briefhoofd kunnen zien ben ik ondertussen (stiekum) weer thuis in Enkhuizen aangekomen. Een paar dagen te vroeg voor de feestelijke intocht, maar ik was het ondertussen zat en had geen zin om m´n reis in Engeland nog een beetje ´op te rekken´.

Maar goed, hier eerst het verslag van de hieraan voorafgaande avonturen. Er gebeurt weer eens iets onverwachts, als Nell en ik bij vrienden in Heerenveen op bezoek zijn. Een vage kennis van de vrienden heeft tijdens een bezoek aan een andere vriend, die boert in Polen, een deel van m´n reisverslag gelezen en is volgens zeggen wild enthousiast en zou graag een stuk meevaren. Er volgt telefonisch contact en Henk zit de volgende avond al in Enkhuizen voor een ontmoeting. Van te voren ben ik er niet helemaal met mezelf uit of ik wel iemand die ik helemaal niet ken, mee wil hebben en laat het afhangen van deze persoonlijke ontmoeting. Henk is een Fries (zegt voor sommige mensen al genoeg.......haha) en is vertegenwoordiger in melk machines. Zijn zeil ervaring beperkt zich tot wedstrijden met open boten op de Friese meren. Hij is inderdaad enthousiast, heeft alle ´standaard´ boekwerken gelezen en wil dolgraag zee zeil ervaring opdoen om daarna zelf ook een kajuit jacht te kopen en met z´n vriendin op ´groter´ water gaan zeilen. Ik ga met mezelf overstag en er word afgesproken dat hij naar de Azoren vliegt om mee te varen naar Engeland, onder voorbehoud dat hij tijdens een proefvaart bij de Azoren niet zeeziek word. Dat zou ik namelijk niet op kunnen brengen, een dag of twaalf met een zeezieke maat op stap.

De dagen in Nederland vliegen om, we eten in 14 dagen twee keer thuis en verder word de lijst met te regelen reserve onderdelen steeds korter. Cor (m´n ´electrische adviseur´) ritselt een bos nieuwe kabels voor de kortegolf zender en last een lekke uitlaat bocht weer dicht. Vlak voor vertrek terug naar Amerika, overval ik ook nog de plaatselijke Aldi en ga met 25 kilo kaas, snoep, vlees, alle reserve onderdelen en andere zooi op weg. Ik word door Corrie (aanstaande schoonmoeder) naar Schiphol gebracht en kan weer de ´blauwe vogel´ in om via Detroit naar Ft.Lauderdale te vliegen. Op Schiphol probeer ik m´n bagage in één keer door te checken naar de eindbestemming, maar dat lukt niet en ik hoor dat ik de bagage zelf in Detroit langs de douane moet slepen. Eventueel problemen dus, met het vlees en worsten in m´n tas, maar goed dat zien we daar dan wel weer. Ik ben ergens wel blij na meer als twee weken Nederland weer onderweg te zijn. Het waren ´tropen weken´ met bijna geen tijd voor wat ontspanning. Ook blijft het een wonderlijk idee dat het vliegtuig de oceaan in zeven uur oversteekt, waar ik straks meer als 40 dagen over moet varen. Op Detroit aangekomen word ik inderdaad uit de rij gepikt en moet de tas open. Verwonderd kijkt de douanebeambte naar de inhoud van de tas en vraagt waar ik in godsnaam naar toe ga. Ik dis het verhaal op dat ik als bemanningslid mee moet op een Nederlands zeiljacht vanuit Ft.Lauderdale en alles in de tas in opdracht van de schipper heb meegenomen. Alle Nederlandstalige etiketten worden stuk voor stuk bekeken en uiteindelijk moet het vacuüm verpakte spek en een Westfaalse harde worst eraan geloven. Ik bedenk me gelijk dat dit dezelfde avond wel in de maag van deze beambte zal verdwijnen....... Verbazingwekkend is tegelijkertijd het feit dat ik alle verpakte hamburgers, varkens lapjes en de kaas mag houden. Dan ben ik zelf aan de beurt (lang haar én uit Nederland......) en word gevraagd of ik er bezwaar tegen heb om te worden gevisiteerd. Ik zeg ja en vraag tegelijkertijd wat voor keus ik heb. Geen dus en ik word meegenomen naar een apart kamertje om me daar van alle kleren te ontdoen, die daarop uitvoerig worden onderzocht. Ze vinden uiteraard niets en ik mag verder, op weg naar de aansluitende vlucht naar Bamba in Ft.Lauderdale (wat héb ik toch met douanes?, zo onbetrouwbaar zie ik er toch niet uit.....). Bij aankomst is het warm in Ft.Lauderdale, diverse dagen komt de temperatuur over de 100 graden Fahrenheit (meer als 35 Celsius). De dagen die volgen werk ik hard om schip en voorraden op een aanvaardbaar oceaan-oversteek gehalte te brengen en steek 7 juni, na een financiële meevaller bij het betalen van het havengeld (de computer was in de war en ik betaal maar 9 dagen in plaats van 21), van wal. Voorzichtig manoeuvreer ik met de stroom in de kont de New River af op weg naar een diesel pomp, als ik door de zeer warrige betonning op een kruising met de Intercoastal waterway in de war word gebracht en met een rotklap mezelf vastloop op een ondiepte. De ´gotvers´ zijn niet van de lucht en hoe ik ook m´n best doe om los te komen, het lukt niet. Tot overmaat van ramp breekt door het snel vooruit en achteruit schakelen ook nog de gas kabel en moet ik op de inspuit pomp met de hand gas geven. Dan verschijnt er een boot van Towboat US, een particuliere berging organisatie. De man vraagt of ik een ´tow-insurance´ heb. Die maffe Amerikanen kunnen zich kennelijk voor deze omstandigheden verzekeren en worden dan kosteloos geholpen. Na mijn negatieve antwoord, wil hij me van de ondiepte slepen voor 285 dollar. Ik kijk hem aan met een blik of hij gek is geworden en zeg dat ie de pot op kan. Aardig als hij is (!) vaart hij nog wel even rond en verteld me waar ik heen moet om dieper water te vinden. Ik heb het alweer helemaal gehad deze morgen, zet de motor uit en neem een biertje. Het is afgaand water en waarschijnlijk moet ik een uur of acht wachten op hoog water. Dan verschijnt er een groot Amerikaans motorjacht met een man en een vrouw aan boord, die geïnteresseerd vragen waar ik vandaan kom en hun hulp aanbieden. We maken een lijntje vast en hij begint te trekken, na diverse pogingen zonder resultaat. Ik zit echt muurvast. Als laatste paardenmiddel maken we de grootzeil val aan hun schip vast, zodat ze aan de top van de mast kunnen trekken, waardoor Bamba word scheefgetrokken en zo misschien los komt. Uiteindelijk met één van de gangboorden onder water en boem-boem vol gas kom ik stuiterend van de zandplaat in dieper water. Ik bedank deze mensen hartelijk (er zijn dus ook nog leuke Amerikanen.....) en vervolg m´n weg naar de diesel pomp. Daar aangekomen volgt een leuke ontmoeting met een Hollander van in de vijftig die ook met z´n schip in Florida is. Hij is een jaar of tien geleden naar Brazilië gevaren en is daar getrouwd met een véél jongere Braziliaanse, heeft ondertussen drie kinderen bij haar en is alleen in Florida op een lange zeil vakantie. We drinken bij hem aan boord op z´n zeer luxe jacht een paar haast bevroren biertjes, waarna ik het toch tijd acht om richting Bermuda te vertrekken. Er staat een licht windje en de eerste uren sukkel ik in de warme golfstroom, mede dankzij de stroom van zeker een knoop of drie, met een knoop of zes vooruit. s´Nachts draait de wind naar het noordoosten en neemt toe tot windkracht vijf, tijd om de golfstroom te verlaten. De wind staat nu pal tegen de stroom in en doet de zee veranderen tot een wild bokkend paard. Ook Bamba begint deze bewegingen te maken en na een paar uur de opkomende misselijkheid te hebben weggeslikt, geef ik eraan toe en ga fijn enige keren over m´n nek, om me daarna weer een stuk beter te voelen. Ik ben gespannen. De laatste weken loop ik mezelf al in gedachten op te naaien over deze thuisreis. Het weer op deze route is nogal onvoorspelbaar en kan van windstilte tot een storm variëren en ook zal het steeds kouder worden, wat ook niet zal bijdragen aan de feestvreugde. Nadat de golfstroom is verlaten, wordt de zee inderdaad een stuk rustiger en 24 uur later valt de wind helemaal weg. Op een spiegelgladde zee en een temperatuur van zeker 35 graden, motor ik met een kalm gangetje naar het noordoosten. s´Avonds heb ik via de kortegolf contact met Adrie, een Nederlander die heeft aangeboden voor mij via e-mail contact met Nell te houden. De nieuwe bedrading voor de zender, die ik van Cor uit Nederland heb meegekregen werkt perfect. Adrie is samen met z´n vrouw Johanna (ook de naam van hun schip) een ouwe rot in het Carieb. Ze zeilen al vijf jaar in deze buurt rond en zijn nu de Amerikaanse oostkust aan het verkennen. Als tijdverdrijf en als officiële zendamateur runt Adrie het lokale Nederlandse maritieme kortegolf net en kan iedereen die daar zin in heeft s´avonds om zeven uur z´n verhaal bij hem kwijt. Erg handig, ook om contact te zoeken met andere Nederlanders met een kortegolf zender. Het e-mailen gaat via een Amerikaanse zendamateur, waarheen Adrie via zijn kortegolf zender de berichten verstuurd, die dan door de Amerikaan op Internet worden gezet. Een geweldige service derhalve, waar ik en natuurlijk ook Nell heel blij mee zijn. Ook spreek ik Piet van de ´Belle van Zuylen´ regelmatig na dit Nederlandse net. Via Adrie vraag ik ook steeds informatie over de Tristan. Luc en Laura zijn half mei van de Engelse Virgin eilanden richting de Azoren vertrokken en zouden er ondertussen moeten zijn. Uiteindelijk horen we van een ander Nederlands schip dat op de Azoren is gearriveerd dat de Tristan zonder problemen op Horta is geland. Ik ben blij dat te horen. Ze hebben er totaal 25 dagen over gevaren.

Na twee dagen motoren, word ik het goed zat en daalt de diesel voorraad zienderogen. Ondertussen is het verstandig om Bermuda in verband met de diesel voorraad aan te lopen. Ik besluit om me in te checken bij Herb, een zendamateur uit Toronto - Canada, die als hobby zee zeilers voorziet van weer informatie. Het is een beetje tijdrovend, omdat je je eerst op een bepaald tijdstip moet melden, waarna je moet afwachten wanneer je aan de beurt bent. Dit duurt soms meer als twee uur en al die tijd zit ik dus op ´kantoor´ te wachten. Ook is Herb nogal ´streng´, als je een dag overslaat dan word je gewoon niet meer te woord gestaan. Ook dit is weer een geweldige service van een zendamateur. Iedereen moet z´n positie en het weerbeeld doorgeven, waardoor je een goed beeld krijgt van de zeilschepen om je heen en de weer situatie. Zo blijkt dagenlang het Amerikaanse jacht ´Dagmar´ bij me in de buurt te zitten, waarmee ik op een bepaald moment marifoon contact maak en die me uiteindelijk vlak voor Bermuda voorbij komen zeilen. Ze zijn met z´n tweeën aan boord, Stalimir een voormalige Tjech en z´n in Amerika geboren vriendin Karen zijn van San Francisco onderweg naar Europa. Het praten met Stalimir is grappig, omdat z´n Engelse accent iets weg heeft van ´Balki´ uit de t.v. serie. Het voedsel dat ik in Amerika heb ingeslagen smaakt me ondertussen niet zo heel goed. Alles is zonder vet en cholesterol en de meeste dingen smaken naar niks. De tocht naar Bermuda blijft verder verstoken van veel wind en het blijft verschrikkelijk warm. Diverse nachten kan ik bijna niet slapen van de hitte en zit maar een beetje aan dek te suffen. De laatste twee dagen steekt er gelukkig een gunstige wind op die tevens verkoeling brengt en tenslotte aanwakkert tot windkracht zeven met uitschieters naar acht. Ik haal een nieuw 24 uur record door 146 mijl te zeilen in een steeds ruiger wordende zee. Er komt veel water over en de mast voet blijkt weer eens verschrikkelijk te lekken. Binnen word alles langzaam maar zeker nat en vochtig van het zoute water. Met handdoeken doe ik m´n best het bed niet al te nat te laten worden, zodat ik nog een beetje knap kan slapen. De volgende morgen, als ik naar de wc ga, schrik ik me na het openen van de deur te barsten van twee grote onbekende oranje voorwerpen. Ik knal de deur weer dicht en doe hem daarna voorzichtig weer open om tot m´n verbazing twee opgeblazen automatische reddingsvesten te ontdekken. Het vocht heeft kennelijk de zout tabletten opgelost, waarna de zwemvesten zich hebben opgeblazen. Geinig, kost weer een slordige honderd gulden voor nieuwe patronen. Elke dag word ook de Nederlandse wereldomroep gevolgd in verband met het wk voetbal. Uiteindelijk komt na negen dagen s´middags Bermuda in zicht. De riffen zijn goed betond en derhalve geen problemen met de beroemde ´Bermuda driehoek´. Het binnen varen van de baai van St.Georges is spectaculair, aangezien er een smalle doorgang van een meter of twaalf breed uit de rotsen is gehakt, de zogenaamde ´Town cut´. Volgens de pilot is het aan land brengen van vers voedsel verboden, dus verstop ik alle verse groente, fruit en vlees voor de douane. Het blijkt allemaal mee te vallen, in overleg met de douane ga ik, in verband met het niet makkelijk kunnen gas geven, niet aan de kant en check met de dinghy in, waarna niemand aan boord komt kijken. Tussen Florida en Bermuda maak ik het droevigste gemiddelde tot nu toe, 915 mijl in negen dagen en vijf uur, minder als honderd mijl per dag.

Na de douane ga ik de stad in om midden in een plaatselijk feest te belanden. Het is een soort carnaval met allemaal verklede mensen en harde muziek. Ik scoor een telefoon kaart en bel Nell uit bed (het is in Nederland een uur of drie s´nachts.....). Natuurlijk geen probleem en blij kletsen we bij tot de kaart is uitgeput. Het plan is om een dag of drie op Bermuda te blijven, wat spoed klusjes te doen, nog wat inkopen en wat van het eiland te zien. De volgende dag maak ik kennis met de bemanning van Dagmar en ga de wal op om bij daglicht de boel te verkennen. Het is lachen, er hangt een echt Engels sfeertje, de gebouwen en pubs doen Engels aan en de plaatselijke politie is gekleed in het echte ´bobby´ uniform, maar dan met korte broek. Verder is het duur, brand-duur. Boodschappen zijn niet te betalen, een biertje in de kroeg kost gauw zes gulden en een pakje sigaretten meer als twaalf gulden. Geen prijzen om echt blij van te worden. Ik lees in een toeristisch krantje dat ze hier het hoogste inkomen per hoofd van de bevolking van de wereld hebben en dat mag ook wel, gezien de prijzen. Aan de kade liggen drie grote cruise schepen, vol Amerikanen, die kennelijk een ander gevoel hebben voor het prijsniveau want de plaatselijke toeristen winkels worden letterlijk leeg gekocht. Ik spreek een bemanningslid van één van deze schepen en hoor dat ze wekelijks tussen Boston en Bermuda varen, 40 uur op zee, drie dagen op Bermuda en weer 40 uur terug. s´Middags zie ik in een café m´n eerste wedstrijd van het wk, maar omdat ik er niet echt bij ben betrokken kan het me niet echt boeien. Kennelijk moet je in Nederland zijn om ook last van de wk-gekte te krijgen.

De volgende dag, als ik boem-boem wil starten om stroom te draaien, krijg ik hem niet meer aan de praat. De laatste drie maanden is ie steeds slechter gaan starten en nu dus geen beweging meer in te krijgen. Ik loop het hele brandstofsysteem na en kan niks vinden. Dan draai ik één van de gloei pluggen uit de cilinder kop, om een geheel weg gevreten plug te ontdekken. Ach, ik heb het afgelopen jaar bijna alle onderdelen van de motor al vervangen, dus dit kan er ook nog wel bij....... Ik ga met de pluggen de wal op en werp bij de plaatselijke vvv een blik in de gouden gids. Mijn mazzel weer eens, er is een Peugeot dealer op het eiland, met dus een redelijke kans op een setje reserve pluggen. Ik moet naar Hamilton aan de andere kant van het eiland, pak de bus en zie en-passant het grootste deel van het eiland. Bermuda bestaat uit koraal en is eigenlijk een aaneenschakeling van allemaal kleine eilandjes, verbonden door natuurlijke en mens gemaakte bruggen. Al met al best mooi. De rijkdom straalt er verder vanaf door alle prachtige huizen die her en der verspreid op je af staan te glimmen. Ik beland bij de Peugeot dealer, maar het adres blijkt alleen maar de showroom te zijn. Wederom met de bus naar de werkplaats, waar ik word geholpen door Steve, een Schot die hier op Bermuda werkt en naar zijn zeggen drie keer zo veel verdient als in Europa. De juiste pluggen zijn niet voorradig, maar een ander type moet ook werken volgens Steve. Ik ben dolblij dat ze wat voor me hebben, totdat ik hoor wat het moet kosten. 40 dollar per stuk (!), effe een aderlating van meer als 320 gulden. Maar goed ik kan niet anders en betaal met de creditcard, die er kennelijk nog steeds goed voor is. De rest van de middag breng ik in Hamilton de hoofdplaats door en moet iedere keer weer lachen om de zakenmensen die in dure kostuums lopen, maar dan met korte broek (bermuda) en kniekousen. s´Avonds zit ik samen met Stalimir en z´n vriendin tijdens happy hour aan het goedkoopste bier van het eiland, grappig genoeg Sagres uit Portugal. Kunnen we mooi al aan dit bier wennen voor de Azoren.

De pluggen blijken goed te werken, de motor heeft nog nooit zo goed gestart. Misschien hadden ze reeds een jaar geleden moeten worden vervangen, maar daar heb ik nooit aan gedacht. Het is ondertussen vrijdag 19 juni en ik ben van plan later vanmiddag te vertrekken. Stalimir en Karen vertrekken zaterdag, omdat ze bijgelovig zijn en je kennelijk nooit op een vrijdag moet vertrekken (?). Wel spreken we een kortegolf frequentie en een tijd af, zodat we dagelijks contact kunnen hebben. Voor een klein vermogen koop ik nog wat vers brood en fruit en ga diesel tanken, waar ik me ook weer te barsten schrik van de kosten. Ik heb een slordige 300 liter nodig en moet meer als 600 gulden betalen. Vliegen blijkt ondertussen véél goedkoper........ Ik doe nog een telefoontje naar Nell en we nemen afscheid voor de komende 1850 mijl, zo´n achttien tot twintig dagen.

Ik heb er dit keer een goed gevoel over en net buiten de kust neem ik een borrel, nadat ik er eerst één overboord heb gegooit voor Neptunus. Ondanks dat ik niet bijgelovig ben, doe ik dit bij ieder vertrek voor een lange tocht. Met de hand op m´n hart zeg ik vervolgens hardop dat ik respect heb voor de zee, de wind en de wolken. De eerste nacht word een ramp. De eerste duizend mijl van de tocht naar de Azoren kunnen beïnvloed worden door zogenaamde ´squals´, lokale onweersbuien, die ontstaan door de interactie tussen koud oceaanwater en warme lucht vanaf het Amerikaanse continent. Ik word overvallen door een hele serie van deze squals, moet de zeilen reven tot storm condities en nadat de wind enige malen 180 graden draait, geef ik het helemaal op en drijf zonder zeilen op de stroom wat in de rondte. Het bliksemt en dondert overal om me heen en best een beetje bang voor dit tomeloze natuur geweld. Tegen de morgen, na een uur of zes, klaart het op en kan ik weer zeilend verder.

De eerste dagen gaan in een redelijk tempo, ondanks de squals s´nachts. Ondertussen laat ik me er niet meer innaaien en gooi zodra het begint te regenen (ik laat het luik open en word wakker van de regen) alle zeilen naar beneden om zodra de bui is overgetrokken alles weer bij te zetten. Dagmar zit ondertussen binnen marifoon bereik (ongeveer binnen 20 mijl) en we kletsen geregeld over van alles en nog wat. Elke dag spreek ik ook met Herb, die me net als Dagmar pal naar het oosten laat sturen, in verband met de ene depressie na de andere ten noorden van ons. Ook met Adrie en Piet kan ik s´avonds goed praten en al deze contacten, verspreid over de hele dag, maken dat ik het druk heb en eigenlijk niet alleen ben. Adrie doet z´n best weer met e-mailtjes naar Nell en deze blijft zodoende goed op de hoogte van m´n wel en wee. Regelmatig ontvangt Adrie ook mailtjes van Nell, die hij dan aan me voorleest. Op deze manier word de wereld wel erg klein en ben je zelfs op de oceaan niet ´onbereikbaar´. Ik vang weer een leuke tonijn, ter aanvulling van het gore Amerikaanse eten en Stalimir is er ziek van. Hij is een echte stroper, met drie hengels achter de boot, maar vangt al dagenlang helemaal niets. Om zich af te reageren begint hij over de marifoon moppen te tappen en ik lig regelmatig krom van het lachen. Eén van deze moppen zal ik jullie niet onthouden; een man komt met z´n zieke vrouw bij de dokter en na een hele dag onderzoeken meld de dokter hem dat hij er niet uitkomt. Ze heeft óf aids, óf Alzheimer. De man vraagt radeloos aan de dokter wat hij daar nu weer mee aan moet, waarop de dokter antwoordt dat er maar één manier is om erachter te komen. Rij met je vrouw een kilometer of tien buiten de stad en zet haar uit de auto, waarna je met een rot gang moet wegrijden en naar huis gaan. Als ze daarna de weg naar huis weet terug te vinden, moet je niet meer met haar naar bed gaan .................

Ondertussen zit ik ook weer te rekenen met de gemiddelde snelheid en als het zo doorgaat haal ik de halve finales voetbal nog wel. Nederland doet het ondertussen goed en ik kan me de oranje-gekte die nu in Nederland moet ontstaan aardig voorstellen. Na zeven dagen en nog duizend mijl voor de boeg, voorspeld Herb voor morgen een toenemende wind, maximaal 30 knopen (windkracht zeven). In de loop van de volgende dag neemt de wind inderdaad steeds meer toe, alleen had Herb de windkracht wat laag ingeschat deze keer. De wind neemt toe tot 35 knopen met regelmatig windstoten tot 40 knopen (negen). Ik vaar halve wind met de zeilen gereefd tot storm condities. Met een drie keer gereefd grootzeil en een klein fokje op het kotter stag loopt Bamba zes tot zeven knopen en stuitert over de steeds hoger wordende zeeën. Dit is dus niet leuk meer, er komen bergen water over de boot en ik heb op Bermuda het mast rubber kennelijk niet afdoende gerepareerd, want binnen is het bijna net zo nat als buiten. Ook is er wat mis met het voorste luik, waar ook een berg water door naar binnen loopt. Gelukkig zeil ik over bakboord en word m´n bed niet verschrikkelijk nat, zodat ik redelijk relaxed op bed kan liggen met een boekje. Arie stuurt goed en binnen is het eigenlijk het meest aangenaam. Op Dagmar is het ondertussen crisis, omdat hun elektrische stuur automaat deze golven niet aan kan en Stalimir alles met de hand moet sturen. Ik zit me net gelukkig te prijzen met Arie, als ik voel dat de boot oploeft en met de kop in de wind gaat liggen. Ik sprint naar buiten en hoor een bekent geluid in de stuurkolom (ting-ting-ting). Ik ´gotver´, niet wéér een stuurkabel gebroken......... Balancerend op het wild bewegende schip klim ik naar achteren, open het ´schuurtje´ en zie inderdaad weer één van de stuurkabels slap hangen. Tijd voor aktie en binnen geen tijd heb ik het nood roer geplaatst en kan op de hand weer sturen. Ik steek een sigaret op om na te denken wat ik nu ga doen. Nog een kleine duizend mijl met de hand sturen is geen optie, dat hou ik nooit vol, zeker niet onder deze condities. De boel moet dus maar open en hopelijk kan ik het repareren. Ik ga overstag, hou de fok bak en zet het grootzeil snoer strak, waardoor de boot gaat bijliggen en met nog een klein beetje snelheid redelijk rustig over de nu zo´n meter of zeven hoge golven vaart. Daarna demonteer ik de stuurkolom en zie tot m´n grote verbazing dat de nieuwe stuurkabel uit de aangeknepen sok is geschoten. De neger die dit voor mij en Dick heeft gedaan op Antigua heeft kennelijk niet erg z´n best gedaan en óók van dit klusje een ´tomorrow job´ gemaakt. Toch een geluk bij een ongeluk, dit kan ik tenminste repareren. Grappig detail is dat ik het hier met Nell en Henk in Enkhuizen nog over heb gehad. Nell adviseerde me een reserve kabel mee te nemen, waarop ik lachend heb geantwoord dat dit soort dingen je geen drie keer overkomt. Als het ook nog begint te stortregenen en het zicht tot bijna nul afneemt, besluit ik via de marifoon een ´securité´ uit te zenden. Hiermee laat ik schepen die eventueel in de buurt zijn weten dat ik stuurloos ben en dat ze voor me uit moeten kijken. De enige die reageert is Dagmar, die bezorgt vragen wat er aan de hand is. Nadat ik dat heb uitgelegd, repareer ik de kabel met kabel kiezen en heb daarna grote moeite om in het ´schuurtje´ de kabel weer over de kabel schijven te leggen. Het schip stampt en slingert en er komt een hoop water over. Op een bepaald moment moet ik kiezen tussen mezelf of een sleutel zeventien vasthouden. Ik maak gelukkig de goede keus en sleutel zeventien verdwijnt met een boog richting de bodem, een kleine vier kilometer verder (prijsvraag; hoe lang zou de sleutel erover doen om de bodem te bereiken?). Toch krijg ik het voor elkaar en ongeveer twee uur ´klootzakken´ later ben ik weer onderweg en stuurt Adrie het schip weer. Ik plof binnen weer op bed en val vervolgens voor enige uren in slaap. De stormachtige condities duren totaal een uur of achttien, waarna de wind afneemt tot een windje vier en enige uren later ook de zee zich weer van z´n meer aangename kant laat zien. Stalimir heeft het ook gered, alhoewel ze ook enige uren hebben bijgelegen omdat hij te uitgeput was om zelf te sturen. Ook de zon komt weer terug en kan ik alles open gooien om de natte zooi te laten drogen en ik rustig de knevel van het voorste luik kan repareren.

Ik ben halfweg tussen Bermuda en de Azoren en mag een cadeautje van m´n moeder openmaken. Natuurlijk zit er weer een ´hart onder de riem´ tekst bijgevoegd en moet ik een traantje wegpinken. Buiten de stuurkabel heb ik nog een veel groter probleem, de voorraad rookwaar begint er aardig doorheen te raken. Ik was in de veronderstelling dat ik nog een slof sigaretten ergens had verstopt, maar na de hele boot overhoop te hebben gehaald, kan ik niets vinden. Ook met de sigaretten begin ik te rekenen en ga onmiddellijk op rantsoen. Uiteindelijk word de nood zo erg dat ik met een schaar oude peuken open knip om ook hiermee weer een sjekkie te vullen (smerig !!). Ook dit zal niet helpen als ik twee dagen voor de Azoren helemaal zonder kom te zitten. De dagen die op de storm volgen zijn rustig en meermalen is er zo weinig wind dat ´boem-boem´ voor de voortgang moet zorgen. Op deze manier gaat het weer hard met de diesel voorraad en mag ik hopen dat er toch nog wat wind komt. Normaal gesproken is er een Azoren hogedrukgebied, waardoor de Azoren s´zomers in een windstilte liggen. Ik wil dus zeker voor 200 mijl diesel over houden voor het laatste stuk. Dan doet zich een nieuw probleem voor, de dynamo laad de accu´s niet meer op. Behalve wat gecorrodeerde kabels is dit het eerste serieuze probleem met de elektra (bedankt !, Cor). Nu ben ik geen ster in elektrische systemen en kan het probleem dan ook niet vinden. Gelukkig is Dagmar nog steeds binnen marifoon bereik en heeft Stalimir er wel verstand van. De hele dag ben ik onder zijn auspiciën bezig met het doormeten van van alles en nog wat, zonder resultaat. Ik geloof het ondertussen wel en ga over op minimaal stroomverbruik. Alles, inclusief de kouwe biertjes kast gaat uit en ik gebruik alleen nog stroom voor een toplicht s´nachts en de marifoon. Noodgedwongen eet ik in één dag twee liter yoghurt. Dit is ook gelijk het einde van de lange afstand kortegolf gesprekken, waarvoor een goed geladen akku nodig is. Ik spreek met Dagmar af elke dag één keer kort op de kortegolf te spreken, waarna zij voor mij contact houden met Herb en Adrie. Dit lukt, zolang het zonnig is en de zonnepanelen de accu´s redelijk vol houden. Als laatste nood middel gooi ik de draagbare generator in de strijd, die ik in de kuip zet en aansluit op de accu´s, waardoor ik ook hiermee een beetje kan laden. Het is een beetje een puinhoop, maar het werkt wel. Die middag luister ik naar het live-verslag van Nederland-Argentinië op de wereldomroep. Dat moet een geweldige wedstrijd zijn geweest. Mede door het waanzinnige commentaar van Jac van Gelder, mis ik de beelden niet en rook van spanning meer als het rantsoen toestaat. Nog 350 mijl en s´morgens vroeg heb ik de eerste groep dolfijnen rond de boot. Ik zie het als een goed teken. Later die middag van ik de grootste vis tot nu toe, een Dorade van meer als een meter. Met veel pijn en moeite weet ik hem in het gangboord te krijgen en sla een paar keer met de ploertendoder op z´n kop totdat hij niet meer beweegt en ik aanneem dat ie dood is. Als ik met het mes z´n buik open snij, komt er opeens toch weer leven in de vis en stuitert hij al bloedend door de kuip. Het word een ongelooflijke rotzooi, met mezelf van top tot teen en de boot onder het bloed. Twee uur ben ik bezig om de rotzooi op te ruimen en alles weer enigszins toonbaar te maken. Het is maar goed dat ik weer twee dagen lekker kan eten. Gelukkig komt er na enige dagen sukkelen weer wat wind en ben ik na zestien dagen nog 165 mijl van Horta op het eiland Faial verwijderd. Dan gooit ´el Niño´ weer roet in het eten, als het Azoren hogedrukgebied er gewoon niet is en de wind naar de noord-oost hoek draait. Herb voorspeld dat dit de komende dagen zo zal blijven, tegenwind dus. Niks aan te doen en ik besluit eerst maar een lange slag naar het noorden te maken. Als ik s´middags een (warm) biertje uit de ijskast pak, komt me een lucht tegemoet alsof er een oud lijk in ligt te rotten. Ik ga bijna over m´n nek en ontdek onderin een doos eieren, waarvan de inhoud zo´n beetje is ontploft. Met dichtgeknepen neus weet ik de rotzooi over de muur te werken. Tegen de avond is het bar helder en kan ik aan de horizon het 60 mijl noordelijker gelegen eiland Flores zien, het eerste land in zestien dagen. Maandag 6 juli, nog 65 mijl en ik heb diesel genoeg om motor zeilend tegen de wind de volgende morgen bij het eerste daglicht aan te komen. De wedstrijd tegen Brazilië staat op het programma en ik wil die voor geen goud missen. s´Nachts kan ik de lichten op Faial en Pico zien en komt er snel een eind aan deze tweede solo oceaan oversteek. Tegen de morgen met nog 15 mijl te gaan, ga ik voor de laatste keer een uurtje naar bed, maar slaap door de wekker heen. Ik word onrustig wakker, kijk op de klok en schrik me dood. Op het moment dat ik buiten kom ben ik nog maar een 500 meter van de kant verwijderd..........

Dat scheelde niet veel, tien minuten langer slapen en ik was op de kant gevaren. Zou er dan toch ´iemand´ op me passen ? Om half zeven s´morgens maak ik vast bij de marina in Horta en word erg aardig geholpen door de nachtwaker. Ik ben weer in Europa, ga de wal op en doe, onder de verbaasde blikken van de nachtwaker, een ronde dansje en kus de grond. 1850 mijl in iets meer als 18 dagen, een nieuw ´langste op zee´ record. Dan moet ik nodig roken en ga op zoek naar de Tristan, waar Luc ongetwijfeld een zwaar sjaggie voor me heeft. De Tristan ligt er mooi bij en ik sluip aan dek, waarna ik een paar harde klappen op het voorluik geef. Ik hoor een gil van Laura en een vloekende Luc, die ineens rechtop in het bed zat en z´n kop stoot. Het weerzien is weer hartelijk, we zoenen wat af en na genoten te hebben van het sjaggie, praten we de laatste drie maanden bij. De laatste keer dat ik ze zag was eind maart in St.Maarten. Ze liggen ondertussen al meer als drie weken in Horta en hebben diverse bekenden zien arriveren en weer vertrekken richting Nederland. Leuk dat onze ´principe afspraak´, die we negen maanden eerder op de Kaap Verden gemaakt hadden om elkaar hier weer te zien, is uitgekomen. Laura regelt verse broodjes en ik geniet van dit lekkere ontbijtje met vrienden. Het is gek, maar eenmaal aangekomen zijn alle ´ontberingen´ van onderweg in één klap vergeten en zijn het opeens mooie ervaringen en prachtige verhalen geworden. Met de hulp van Luc meer ik Bamba in een box af en moet weer wennen aan dit ´krappe´ manoeuvreren. Dagmar is een dag eerder aangekomen en Stalimir en Karen komen me gedag zeggen. Ik bedank ze nogmaals hartelijk voor de hulp en steun die ik ´op afstand´ van ze heb gekregen. Aangezien het de laatste dagen naar Horta niet zo warm was, heb ik niet gedoucht en maak dit goed door een uur lang lekker te soppen in de zeer uitgebreide marina faciliteiten. In de loop van de dag maak ik via Luc en Laura kennis met de andere Hollanders in de marina, het is weer één grote Hollandse familie. We spreken die avond af in de plaatselijke kroeg ´Volga´, om de verrichtingen van het Nederlands elftal te zien tegen Brazilië. Aan het eind van de middag is het eindelijk tijd om Nell te bellen en we zijn alletwee weer blij dat ook dit avontuur weer goed is afgelopen.

Die avond zitten we met zeker twintig Hollanders, een aantal Fransen en natuurlijk een zooitje plaatselijke bevolking in het café en maken er een dolle boel van. Voor de gelegenheid heb ik m´n oranje overhemd aan, oranje strikje om m´n nek en de door m´n moeder gebreide rood-wit-blauwe sjaal om. De Portugezen en Fransen zijn allemaal voor Brazilië en we hebben het zwaar. Ik zit na 18 dagen alleen op zee op de praatstoel en geef commentaar op alles wat er op het veld en in het café gebeurt. Bij de gelijkmaker van Kluivert breken we de boel bijna af en ontstaat er buiten het café een klein opstootje van mensen die, nieuwsgierig geworden door de herrie, komen kijken wat er aan de hand is. Ik probeer me ondertussen de feestvreugde in Nederland voor te stellen na deze gelijkmaker. Het vervolg weten we allemaal, het is jammer, maar wel terecht naar mijn mening. Omdat we niet in de voetbal gekte van Nederland zitten is het voor ons verder ook geen ramp en kunnen we terugkijken op een geweldige avond. Na de wedstrijd gaan we voor een eenvoudige maaltijd naar Café Sport, hét zeilers café op de Azoren. Hier moet je dus geweest zijn. Alle bekende boeken over zeezeilen, verhalen over dit café aan de haven en je moet hier een gin-tonic hebben gedronken en sterke verhalen hebben verteld. Het valt mij tegen, het is een zeer commerciële toestand, compleet met zeer luxe souvenier winkel waar allerlei shirts, petjes en andere relikwieën worden verkocht.

De Azoren zijn verder een verademing. Eindelijk weer op Europese bodem, het voelt alsof je thuiskomt. Alles gaat zoals je verwacht en de prijzen zijn meer als billijk. Een avondje uit eten kost veel minder als een klein tasje boodschappen in het Carieb. Verder is de natuur mooi, ruig maar groen en vanuit Horta heb je een prachtig uitzicht op Pico, het ertegenover gelegen eiland, met z´n 2400 meter hoge vulkaan top. Faial word ook wel ´Isla Azul´ (blauw eiland) genoemd, omdat het hele eiland volstaat met blauwe Hortensia´s, die als onkruid overal uit de grond schieten. s´Morgens ontbijten we gemeenschappelijk en we halen om de beurt verse broodjes bij de lokale bakker. Over vier dagen komt Henk en ik heb weer een aardige klus lijst, zodat ik me niet hoef te vervelen. Het laad probleem blijkt een overleden dynamo te zijn en ik monteer het enige reserve onderdeel wat ik mee had, een reserve dynamo. Ook moet er hier een logo op de kademuur worden geschilderd. Het is hier de gewoonte dat alle schepen een schildering op deze muur achterlaten, wat dan weer geluk en een voorspoedige verdere reis moet brengen. Ik bedenk een logo, ritsel oude verf en wat kwasten en ben twee middagen bezig met de aanwezigheid van Bamba en mezelf te vereeuwigen.

Tijdens de nacht van woensdag op donderdag, word ik s´morgens vroeg wakker door een abnormale beweging van de boot. Het lijkt alsof er een reuzen hand aan het schip zit te schudden. Als het na een paar tellen ophoud, haal ik m´n schouders op, weet niet waar het vandaan komt, en ga weer slapen. Die morgen is het mijn beurt om broodjes te halen en ik slenter door de stad naar de bakker, die ik vervolgens ineens niet meer kan vinden. Ik loop de straat twee keer door en snap er niets van. Wel ligt er wat puin op straat, dat er de avond ervoor niet was. Ik vraag een local naar de bakker, waarop die naar een gedeeltelijk ingestort pand wijst. Het dak van de tweede verdieping is gedeeltelijk naar beneden gekomen. Het begint me nog steeds niet te dagen, totdat ik bij de lokale supermarkt aankom en daar een grote ravage aantref. Bijna alle stellingen zijn leeg en alles ligt op de grond. Er is vannacht een aardbeving geweest. Ik kan wel wat verpakt brood krijgen en slenter terug naar de jachthaven. Luc kijkt me aan en vraagt waarom ik geen vers brood heb gehaald. Bij het antwoord dat de bakker is ingestort, begint hij te lachen en snapt er vervolgens geen zak van. Als ik vertel dat we een aardbeving hebben meegemaakt, begint hem te dagen dat ook Laura vannacht wakker was geworden en hem had gewekt met het verhaal dat de mast plotseling stond te schudden. We doen er verder wat lacherig over, de schade in Horta is beperkt, behalve de bakker, de leeggeschudde stellingen in de supermarkt en hier en daar wat scheuren in gebouwen lijkt er weinig aan de hand. Ondertussen is, zonder dat ik daar enig idee van heb, in Nederland paniek uitgebroken. Henk hoort op z´n autoradio over een zware aardbeving die Faial op de Azoren heeft getroffen en belt Nell op haar werk. Nell belt haar moeder, die op teletekst leest dat er zeker tien doden zijn gevallen en dat een groot deel van de 12000 inwoners van het eiland dakloos zijn geworden, waarop ze de Nederlandse ambassade in Lissabon belt voor informatie. Die weten het fijne van de situatie niet en vertellen dat er geen communicatie met Faial mogelijk is. s´Middags word ons de ernst van de situatie duidelijk als we Nederlanders spreken die ergens op het eiland een huisje hebben. In het binnenland is het een ravage. De meeste oudere huizen, gebouwd van op elkaar gestapelde grote stenen, dicht gesmeerd met specie, zijn uit elkaar gerammeld en overal lopen mensen verdwaasd in de rondte. Als we zelf later in het café op tv beelden zien, worden ook wij er een beetje stil van. Ik bel naar Nell om haar van de aardbeving te vertellen en hoor dan dat er paniek was. Nell had me al bij de bakker onder het puin zien liggen (écht iets voor mij schijnt het ??). Terug in de marina adviseer ik Luc en Laura om ook maar even naar huis te bellen om iedereen gerust te stellen. Die avond blijkt de angst van de plaatselijke bevolking voor nog meer schokken, als het merendeel tentjes opslaat in het park of langs de boulevard in auto´s gaat slapen. De stemming is overal in mineur. Winkels blijven gesloten en in de café´s blijft het stil. Met een bevolking van 12000 kent waarschijnlijk iedereen wel iemand die zwaar door de beving is getroffen. We horen dat de beving zeven op de schaal van Richter is geweest, dertien seconden heeft geduurd met het episch centrum twintig kilometer van Faial verwijdert. Het is een beetje stom om te zeggen, maar het is wel apart om een keer zo´n natuur fenomeen mee te maken. Twee dagen later, als we met een groep Nederlanders aan boord van Bamba s´avonds aan een afzakkertje zitten, zijn er een paar kleine na schokken, maar verder blijft het de rest van de week rustig.

Het is zaterdag en ik pak een taxi naar het vliegveld om Henk op te halen. Het is vreemd maar ik weet niet goed of ik het wel leuk vind dat er iemand met me mee vaart. Op de één of andere manier voelt het als een extra belasting of verantwoordelijkheid. Normaal moet ik alleen op mezelf letten en nu ineens ook op een ander. Maar goed het zal wel los lopen en natuurlijk word het ´happy hour´ aan boord gezelliger. Onderweg is er iets van de ravage te zien, hier en daar een ingestort huis en veel huizen met behoorlijke schade. Het vliegveld ligt pal aan zee en de landingsbaan is heel kort, wat resulteert in een spectaculaire landing van het vliegtuig. Wieltjes aan de grond en vol in de ankers, een prachtig gezicht. Henk heeft een hele omzwerving achter de rug en is in verband met de wereldtentoonstelling in Lissabon via Milaan en Lissabon gevlogen. We springen in een taxi en zijn vervolgens net op tijd in de kroeg om Nederland tegen Kroatië te kunnen zien. Later die avond gaan we samen met Laura en Luc redelijk betaalbaar maar echt sjiek uit eten en sluiten we de avond af met een borrel aan boord. Het samen ontbijten krijgt een nieuwe dimensie, als blijkt dat Henk aan een paar lekkere stukken Hollandse kaas heeft gedacht. Ook heeft hij (weer eens) een waslijst onderdelen mee, die de volgende dag worden gemonteerd. s´Middags huren we voor een paar uur een taxi en doen een rondrit over het eiland. Onderweg naar de vulkaan krater zien we de schade van de aardbeving pas in z´n volle omvang. We rijden door dorpjes waar zowat geen steen meer op de andere staat, allerlei huisraad op de weg en overal tentjes waar kennelijk in geslapen word. Op de top van de vulkaan hebben we een prachtig uitzicht op de krater en de omliggende eilanden. Ook bezoeken we het uiterste westen van het eiland, waar de laatste vulkaan uitbarsting een nieuw stuk land heeft doen ontstaan. De mensen hier worden dus met een zekere regelmaat met de krachten van de natuur geconfronteerd. Die avond zien we de Fransen op een knappe manier wereldkampioen worden en moeten we vele Franse zeilers met de overwinning feliciteren. Ook op de steiger van de marina hebben we elke dag een aardig schouwspel. Het visseizoen op marlin en tonijn is hier begonnen en elke dag varen er een stuk of zeven prachtig glimmende speciale vis boten uit, met mensen die een klein vermogen betalen om een dagje te vissen. De vis toeristen zijn voornamelijk Amerikanen, Duitsers en Belgen. Elke avond komen ze met de buit van de dag aan de wal en met grote ogen bekijken we tonijnen van zo´n anderhalve meter, met een gewicht van meer als 100 kilo. Bij navraag blijkt het meer als een uur te duren om de vis bij de boot te krijgen. Dit zijn dus de jongens die al meerdere keren dwars door m´n vislijn zijn gezwommen............ De sport vissers blijken echt sportief te zijn en schenken de vangst aan de door de aardbeving getroffen bevolking.

Het word tijd om weer eens verderop te kijken, we doen inkopen bij een lokale Aldi en spreken met de resterende Hollanders af om die avond op de pier een barbecue te houden. Het is de bedoeling dat we samen met de Tristan, ten zuiden van Pico, naar Sao Miquel het meest oostelijke eiland zullen varen. We hebben van de lokaal georganiseerde whale-watch boten begrepen dat we ten zuiden van Pico de meeste kans maken om walvissen te zien. Ik heb al een hoop meegemaakt, maar het zien van walvissen ontbreekt er eigenlijk nog aan. De barbecue die avond word een gezellig samenzijn, opgeluisterd door Henri en z´n saxofoon. Henri is samen met z´n nu 17 jarige zoon twee jaar onderweg in een klein stalen schip, de ´Second chance´, heeft een beetje zielig verhaal en is bang om naar Nederland terug te keren. Een tien jaar geleden heeft hij zelf een groot jacht gebouwd, wat hij na problemen met z´n vrouw moet achterlaten. Z´n vrouw gaat van hem gaat scheiden, hij raakt ongeveer alles kwijt wat hij heeft en weet van z´n laatste geld het stalen scheepje op de kop te tikken, waarna hij vervolgens de zoon ´ontvoerd´ en twee jaar in het Carieb doorbrengt. Hij is bang dat hij in Nederland problemen krijgt omdat de zoon natuurlijk leerplichtig was toen ze vertrokken en dat hij nog schulden heeft, waardoor hij het scheepje zal kwijtraken. Tot diep in de nacht borrelen we op de Bamba en Henri heeft na een paar whisky's de avond van z´n leven. Ik mag hem wel en ben blij dat er zoveel verschillende en maffe karakters met een bootje onderweg zijn.

Na vertrek uit Horta is het ten zuiden van Pico windstil en motoren we samen met de Tristan naar het oosten. De hele dag letten we goed op of we walvissen zien spuiten, maar zonder resultaat. Wel worden we vergast door horden dolfijnen, die voor Henk natuurlijk een prachtig nieuw schouwspel vormen. s´Middags steekt de wind op en zeilen we de nacht in. Nu we met z´n tweeën zijn, lopen we zoals het hoort netjes wachtjes van twee uur op en twee uur af. Als later die nacht de wind naar het oosten draait en het wel erg lang naar Sao Miquel gaat duren, veranderen we in overleg met de Tristan van plan en verleggen de koers naar Terceira, een noordelijker gelegen eiland. Henk heeft gelukkig geen last van zeeziekte en vlak na zons opkomst varen we de haven van Terceira binnen, waarna we afmeren in de lokale marina, die net word uitgebreid. We hebben daarmee mazzel, als blijkt dat ons niets in rekening word gebracht in verband met de overlast. Het plan is om drie dagen te blijven om dan naar Engeland te vertrekken. We brengen deze dagen door met zonnen en zwemmen op het lokale strand, rijden met de bus het eiland rond en doen ons te goed op terrassen en in restaurants aangezien het hier minder toeristies en dus nog goedkoper als Faial is. Er is op Terceira een Amerikaanse legerbasis met vliegveld en geregeld word de rust verstoort door laag overvliegende toestellen. De bevolking vind het niet erg, want driekwart is in dienst van de Amerikanen. Eén van de kado-tjes van Nell die Henk had meegebracht was yahtzee, compleet met dobbelstenen. Iedere avond zitten Luc, Henk en ik tot diep in de nacht, onder het genot van een borreltje, om geld te dobbelen en blijkt Luc een wel heel gelukkige hand van gooien te hebben. Negen potjes, waarin dertien keer 5 dezelfde, niet normaal meer.

Zaterdag 18 juli, tijd om afscheid te nemen van de Azoren. Ik bel Nell de avond voor vertrek en we spreken af dat ze samen met Carla, de vriendin van Henk op zaterdag 1 augustus naar Dover komt, waar wij tegen die tijd ook hopen te zijn. Het weerbericht is niet ongunstig en met een licht zuid-zuidwesten windje starten we richting zuid Engeland. We zien de eerste twee dagen een heleboel dolfijnen en ook heel veel schildpadden. Ik vraag me af wat die hier zo ver van de kant moeten. Dan trekt de wind aan en hebben we een paar dagen wind tussen kracht vijf en zeven, gelukkig wel uit de goede richting. De Tristan zeilt de eerste dagen bij ons in de buurt en we hebben regelmatig marifoon contact, totdat we ze s´nachts kwijtraken en ze de volgende morgen niet meer horen. Wel geef ik elke dag via de korte golf onze positie door, zodat Luc en Laura weten waar we uithangen. Ook spreek ik s´avonds nog steeds met Adrie en Piet. Bijna ongelofelijk, als je bedenkt dat Piet en Henny in Venezuela liggen, duizenden kilometers verderop. Dagmar is ondertussen op weg naar Lissabon en ook Stalimir spreek ik nog elke dag. De taakverdeling tussen Henk en mij word zonder woorden vanzelf geregeld, ik kook en Henk zet koffie en wast af (hoe zou dat thuis bij Henk en Carla gaan ?). Voor het weerbericht maken we gebruik van de weatherfax, een programma om via de kortegolf weerkaartjes aan boord op de laptop computer te ontvangen. De zesde dag, met windkracht zeven in de kont, heeft de zee zich opgebouwd tot een prachtig schouwspel. Er staat een hoge deining, met af en toe brekende golven op de toppen. Tijdens het happy-hour s´middags, zegt Henk dat de golven wel 15 meter zijn. Nou is het moeilijk schatten en weet ik uit ervaring dat je de golven gauw hoger bedenkt dan ze in werkelijkheid zijn. Ik hou het op maximaal zeven meter, evengoed nog aardig hoog. In deze woeste zee zien we voor het eerst in de verte een spuitende walvis. Het is net of er zo afentoe een kleine rookwolk boven het water hangt. Ook zien we een rugvin en kan ik eindelijk zeggen dat ik ook een walvis heb gezien. Er is de eerste dagen weinig scheepvaart en we slapen alletwee als roosjes. Henk heeft ook ontdekt dat wachtlopen s´nachts héél vervelend is en we komen om de beurt elke anderhalf uur alleen even aan dek om te kijken of alles nog naar wens gaat. s´Nachts slaat het noodlot toe, als tijdens een verschrikkelijke regenbui één van de stuur lijnen van Arie breekt. Ik zie er niets in om dit met deze zeegang in het donker te repareren en er zit niets anders op dan zelf te sturen. Henk is eerst aan de beurt en ik ga naar bed. Een kwartier later schreeuwt Henk me wakker, hij krijgt het sturen met deze harde wind en de golven in de kont niet onder controle en moet bekennen dat dit wel wat anders is dan een Valk op het Sneekermeer. Noodgedwongen neem ik het over en stuur doornat meer als twee uur tot ik het echt verschrikkelijk koud krijg. Mijn beurt om Henk wakker te schreeuwen, die hevig protesterend toch maar weer gaat sturen. De wind is gelukkig iets afgenomen en deze keer krijgt hij het redelijk onder de knie. Net na het ochtendgloren, kort ik de stuur lijn een stukje in en zijn we weer op Arie onderweg. s´Middags breekt dezelfde stuurlijn nog een keer en ben ik gedwongen om een nieuw stuk lijn in te scheren. Na deze harde wind, volgen twee dagen met rustiger condities. Het gaat nu niet meer zo hard en we moeten zo nu en dan zelfs motor zeilen om redelijke voortgang te maken. Tijd voor het vangen van wat vis. Zowel de reel op de railing als de hengel gaat overboord en s´middags is het raak. We vangen een mooi tonijntje en kunnen ons verheugen op een lekkere maaltijd. Na de vis open gesneden te hebben, hang ik hem overboord aan de vleeshaak. Henk vraagt nog of dat geen kwaad kan en de vis wel blijft hangen, als even later de tonijn inderdaad is verdwenen. Jammer maar helaas. Gelukkig gaat even later de lijn van de hengel er met een rot gang vandoor en hebben we weer beet. Het word een gevecht van een half uur. De vis blijft diep en weet er iedere keer weer vandoor te gaan. Als we hem eindelijk dicht in de buurt van de boot hebben, kijken we verbaasd naar het beest dat aan de lijn hangt. Het is een zwaardvis van meer als een meter lengte. Ik wist dat ze bestaan, maar wist niet hoe ze eruit zien en zeker niet dat je ze ook kon vangen. Met vereende krachten krijgen we de vis aan dek en bekijken het prachtige beest. Het lijf lijkt op dat van een haai, het vel is net schuurpapier en de kop met de ´snavel´ ziet er prehistorisch uit. Ik weet niet of het beest te eten is, maar Henk denkt dat hij zwaardvis wel eens op het menu heeft gezien. Dus word ie doodgemaakt en gefileerd. Het fileren gaat gemakkelijk en de vis blijkt prachtig vlees te hebben. De helft van de vis is al meer als we in twee dagen kunnen eten en de rest gaat overboord voor de haaien (tot ontsteltenis van veel mensen die ik daarna heb gesproken, kennelijk had ik het ´zwaard´ moeten bewaren en drogen......). De vis smaakt inderdaad heerlijk en met een pakje ´plonk´ erbij, hebben we twee dagen een feestmaal. De volgende dag horen we Tristan plotseling weer op de marifoon en blijken we een mijl of tien uit elkaar te varen. Het is een rustige dag en met een knoop of vier en een rustige zee is het heerlijk relaxed varen. Als we in de verte weer de ´wolk´ van een walvis zien spreek ik met Henk af, om zodra we weer wat zien, de zeilen te laten zakken en er op de motor heen te varen om te kijken of we de beesten van dichtbij kunnen bekijken. Twee uur later is het zover, de motor word gestart en met Henk op de punt als uitkijk, gaan we op zoek naar de walvis. Er lijkt niks meer te zien, als opeens een meter of dertig achter de boot het ´blazen´ van een walvis klinkt. Het blijken er twee te zijn, een grote en een iets kleinere (moeder met jong ?). Het is een fantastisch gezicht en ik kan het slecht onder woorden brengen. De beesten zwemmen langzaam een meter of dertig naast de boot en blijken niet bang, eerder nieuwsgierig. Henk raakt door het dolle heen van enthousiasme en ik doe er niet voor onder door op en neer te springen op het dek. Nu en dan duiken de beesten onder en zijn ze een minuut of vijf verdwenen, om dan vlak bij de boot weer op te duiken. Ik roep de Tristan op en geef een ooggetuige verslag van deze fantastische ontmoeting met deze verschrikkelijk grote beesten. Ondertussen word ik wat brutaler en stuur de boot steeds dichter bij de twee beesten. Henk ziet dat niet zo zitten, dus hou ik het verder netjes en blijf een meter of vijftien uit de buurt. Tenslotte hebben we de beesten anderhalf uur rond de boot en besluiten we weer verder te zeilen. De beesten voelen kennelijk ons naderende vertrek en besluiten op hun beurt om ten afscheid richting de boot te zwemmen om pas een meter of vijf (!) voor ze de boot zouden raken, onder te duiken. Het laatste dat we zien zijn twee verschrikkelijk grote kolken op het oppervlak, die de zee tijdelijk doen verstommen. Nog gevuld met adrenaline van deze belevenis, zetten we weer zeil en raken er de volgende uren niet over uitgepraat. s´Avonds tijdens het gesprek met Piet, verhaal ik van deze belevenis, waarop Piet me de stuipen op het lijf jaagt, door te zeggen dat je verschrikkelijk moet oppassen met twee walvissen. Als ik vraag waarom, antwoord hij dat ze misschien ´een trui aan het breien zijn (= de liefde bedrijven)´ en wel eens boos zouden kunnen worden.

Zondag 26 juli, ik ben precies een jaar onderweg en vier een feestje. We moeten nog driehonderd mijl naar de gekozen aankomst plaats, Dartmouth. Tristan zijn we weer eens kwijt. We naderen ondertussen het Continentale plat, waar de zee plotseling van 4000, 100 meter diep word en we weer met vissers schepen kunnen worden geconfronteerd. Tijd om weer serieus wacht te gaan lopen. Adrie stuurt Nell weer een e-mail om onze vorderingen te melden. Vlak voor donker worden we op nog een prachtig schouwspel getrakteerd, als een zeer grote groep dolfijnen (misschien wel 200) ons pad kruist en we zover als we kunnen zien, deze prachtige beesten buitelingen zien maken. Zoals altijd zijn ze net zo snel als ze kwamen, ook weer verdwenen. Die nacht word het inderdaad drukker en zien we vele lichtjes in de verte.

De volgende dag trekt de wind weer eens aan en word het onaangenaam koud. Tot hier heb ik het volgehouden in korte broek, maar moet nu besluiten de lange broek op te gaan zoeken. Die nacht varen we de ´ingang´ van het kanaal binnen en is er veel scheepvaart dicht in de buurt. Voor Henk weer een nieuwe belevenis en meermalen haalt hij me uit bed om mee te kijken of alles wel goed gaat. Later tijdens mijn wacht krijg ik het, met het hachelijke avontuur van vorig jaar in gedachten, toch weer heel benauwd, als een groot zeeschip onze koers kruist en uiteindelijk heel dicht in de buurt komt. De wind en de zeegang nemen nog steeds toe en we reven s´nachts uiteindelijk naar stormcondities, drie keer gereefd grootzeil en de kleine fok. Tot overmaat van ramp begint het ook nog fors te regenen en neemt het zicht af tot bijna nul. Gelukkig komen we de nacht zonder brokken door en zien s´morgens bij het aanbreken van de dag een zeilschip vlak achter ons. Het blijkt (natuurlijk) de Tristan te zijn. Het is weer ongelofelijk, elfhonderd mijl gevaren en dan ineens weer zo dichtbij elkaar zitten. Het weer is verschrikkelijk, harde wind, steenkoud, regen en weinig zicht. We zitten maar vijftien mijl van de kust, maar zien niets, tot het later die morgen wat opklaart en we na tien dagen eindelijk weer land zien. We gaan werkelijk als een speer en zien s´middags ook de zon weer. Op deze manier komen we in het donker in Dartmouth aan en aangezien ik er nog nooit geweest ben, besluiten we, in samenspraak met Luc en Laura, zeil te minderen om bij daglicht aan te komen. Die nacht ziet Henk weer vele ´spoken´ en word gepest door een vissersbootje, dat hem met een grote schijnwerper bang probeert te maken. Die morgen om half zes, varen we tussen hoge kliffen de Dart op het prachtig gelegen Dartmouth binnen en maken vast aan één van de steigers. Half zes s´morgens of niet, we zijn er en klinken met een anlege-biertje op deze overwinning. We hebben de 1215 mijl in tien dagen en 20 uur afgelegd, een redelijk gemiddelde. Tristan ligt anderhalf uur achter en we maken van de gelegenheid gebruik om door de net ontwakende stad te slenteren en Nell te bellen voordat ze aan het werk gaat. Uiteindelijk liggen we samen met Luc en Laura aan één van de drijvende steigers in de rivier en kletsen de afgelopen tocht bij. Dan met de watertaxi op naar een welverdiend écht Engels ontbijtje, met meer vet dan goed voor je is. We douchen in de plaatselijke jachtclub en zitten nog voor twaalven aan de eerste Engelse pint (bier). We blijven hier twee nachten en moeten dan 220 mijl verder om op tijd voor de dames in Ramsgate te zijn. Het word twee dagen ´verwennen´, met slenteren door de mooie omgeving, terrasjes en veel uit eten. Ook de oer-Engelse ´fish & chips´ worden uitgeprobeerd, zonder positief resultaat, in één woord goor ! Tevens blijkt Engeland duur, een Pond van drie gulden veertig doet zeer in de portemonnee. Henk trakteert ons de laatste avond in Dartmouth op een ´blij dat ik het gehaald heb´ diner en het word onder het genot van een borreltje aan boord weer eens niet vroeg. Het blijft lachen, we nemen ons iedere avond voor op tijd naar bed te gaan, wat vervolgens nooit lukt..........

Donderdag 30 juli vertrekken Henk en ik richting de meiden en nemen rond de middag voor de zoveelste keer afscheid van de Tristan. Luc en Laura blijven nog een dag en misschien zien we elkaar nog een keer in Pinmill, een klein plaatsje vlak bij Ipswich, met een kroeg, de Butt & Oyster, ´waar je geweest moet zijn´. We treffen het weer en hebben weer eens harde wind nog steeds uit de goeie hoek. s´Nachts passeren we Portland Bill en heb ik het rondje Atlantic voltooid. Bijna dertien maanden geleden ben ik hier met Jeroen ook langs gezeilt. Die morgen, iets zuid-oostelijk van het eiland Wight, neemt de wind af en gebeurt er weer iets onverwachts. Henk slaapt en ik probeer met sterke koffie wakker te worden, als ik uit de verte een soort marine schip met een rotgang op me af zie komen. Als het schip dichterbij is zie ik ook een snelle rubberboot met vier in kikvors pak gestoken mannen aan boord. Het marine schip gaat vlak achter me varen en terwijl Arie gewoon doorzeilt, komt de rubberboot langszij en springen drie van de vier kerels aan boord. Heel droog vraagt de leider van het stel of ze aan boord mogen komen, waarop ik terug antwoord dat ik kennelijk weinig keus heb. De volgende vraag met hoeveel personen we aan boord zijn, doet me ineens aan de slapende Henk denken, ik kan hem maar beter wakker maken voordat één van de kikvors pakken dat doet en hem de stuipen op het lijf jaagt. Door mij wakker geschreeuwd, kijkt ie evengoed of ie vuur ziet branden bij het zien van de mannen in de kuip. Het blijkt Engelse douane te zijn, op zoek naar ongeoorloofde waar aan boord (drugs dus). Terwijl de leider ons ondervraagt in de kuip en paspoorten en scheepspapieren inziet, word de boot onderzocht door de andere twee heren. Weer stelt het zoeken naar mijn mening niet veel voor, als wederom niemand me vraagt om de kluis te openen. We gaan nog een discussie aan dat ze expres een Nederlands schip aanhouden, gezien onze softdrugs-politiek, maar we worden te verstaan gegeven dat dat er niets mee te maken heeft en ze ook regelmatig Engelse vissers schepen doorzoeken. Even bekruipt me nog de gedachte dat Bamba ergens staat geregistreerd na de arrestatie twee jaar geleden op Guernsey en dat we daarom worden ´overvallen´. Ondertussen varen we rustig door en heb ik er wel lol in, met het marineschip en de rubberboot in ons kielzog. Na een half uur zijn ze klaar, worden we bedankt voor de medewerking en komt de rubberboot weer langszij om de drie mannen op te pikken. Henk neemt snel nog een foto voor het archief. Douane lijkt ondertussen wel een rode draad in m´n leven te worden. Na dit wederom spannende intermezzo, neemt de wind steeds meer af en worden we gedwongen de rest van de tocht naar Ramsgate te motoren. De marifoon staat hier aan de Engelse zuidkust roodgloeiend van de landgenoten die zeilend op vakantie zijn. Het is ongelofelijk wat er word afgewouweld door de Nederlanders ´in den vreemde´. Ik word er zeer melig van en bemoei me diverse keren met de gesprekken. Veel schepen lijken in colonne te varen en vinden het nodig om elkaar elke vijf minuten op te roepen, ook tot ergernis van diverse Engelse schepen, die meermalen verzoeken om van kanaal zestien op te zouten. Hierbij enige voorbeelden van deze soms lachwekkende gesprekken; ´Zwarte Raaf aan Karbonade, heb jij Henk-Jan kort geleden nog gesproken? Karbonade aan Zwarte Raaf, nee die is buiten marifoon bereik, maar ik zal hem met de GSM wel even bellen...............´ óf ´het weer verslechterd hier zienderogen !´ (terwijl het een prachtige dag was). s´Morgens om zes uur passeren we Dover en kijk ik uit naar de snelle veerboot uit Oostende, waarop Nell en Carla moeten zitten, die die ochtend om vier uur Engelse tijd aan boord zijn gegaan. Ik zie alleen een snelle catamaran in de verte gaan. Om acht uur maken we vast in de buiten marina van Ramsgate, ruimen op, nemen natuurlijk een anlege-biertje en gaan de wal op om te kijken of de dames ergens op een terras liggen te slapen. Als we de stad inslenteren, zie ik Nell op straat lopen, hol op haar af en jaag haar de stuipen op het lijf. Ik zie er ook niet uit, heb me sinds Florida niet meer geschoren en m´n haar kan ook wel een opknapbeurt gebruiken. We zoenen af en ik ontmoet Carla. Ondertussen is het prachtig weer en we zoeken een terras voor een ontbijtje en nemen alle tijd om lekker bij te kletsen. Nell vertelt ook dat ze vlak voor vertrek naar Engeland door Peter, een ex-collega, is gebeld met de mededeling dat het met werk erg druk is en dat ik bij thuiskomst maar eens moet komen praten. Je bent nog niet thuis of alles word alweer geregeld. Na het ontbijt, gooien we de spullen van de meiden aan boord en gaan naar het strand om uit te rusten. De dames hebben namelijk in verband met het vroege vertrek uit Oostende niet geslapen en hebben vannacht Oostende ´onveilig gemaakt´. s´Middags regelen Carla en Henk (zeer takties) voor één nacht een kamer in een hotel en s´avonds eten we zeer goed in een soort grand-café dat net is geopend. Die nacht slapen we allemaal lekker bij en hebben voor de volgende dag een bezoek aan Margate, het Zandvoort of Scheveningen van Engeland, op het programma. Margate blijkt één aaneenschakeling van gokhallen te zijn, waar we verwonderd kijken naar duizenden mensen die een zondagje uit zijn. De Engelsen zien er niet uit. De meesten wit als een pak melk en gekleed in de meest wanstaltige creaties. Toch leuk om naar te kijken, al was het alleen maar om te lachen.

Terug aan boord blijkt er een jachtje uit Pinmill naast ons te liggen, ik maak kennis en vraag tevens naar de beste route door de zandbanken van de Thames monding, waar wij morgen langs moeten. De man is een gepensioneerde leraar, die met zijn zoon op vakantie is. Hij heeft dezelfde zeekaart als ik, alleen is die van mij een jaar of vijftien oud. Hij pakt zijn kaart en geeft daarop de meest genomen route aan. Ondertussen is de wind helemaal gaan liggen, is het een prachtige avond, hebben we op Bamba koffie met een borreltje en nodigen de leraar en z´n zoon aan boord uit, die vervolgens blijven hangen en pas uren later onvast ter been weer vertrekken. Reuze gezellig, maar morgen moeten we 55 mijl varen en derhalve vroeg op pad. Drie uur later gaat de wekker en gaan we op pad. Het weerbericht is niet zo gunstig, er word voor later die middag windkracht zeven voorspeld. De eerste uren gaan geweldig, mooi zeilend en met drie knopen stroom in de kont vliegen we richting Felixstowe, waar we de River Orwell op moeten richting Pinmill. Deze tocht is voor Carla de vuurdoop ´zeilen op groot water´ en Henk hoopt er het beste van in verband met zijn voornemen ook een kajuitjacht te kopen (altijd prettig als je partner het ook leuk vind). Aan de hand van de route adviezen van de leraar en mijn zeekaart heb ik wat waypoints in de gps geprogrammeerd om tussen de zandbanken door te kunnen varen. Eenmaal in ondieper water, word ik toch wat zenuwachtig, als blijkt dat de betonning niet met de zeekaart blijkt te kloppen. Met Carla bij de dieptemeter en Henk en Nell uitkijkend naar boeien, word de situatie penibel als we minder als twee meter water onder de kiel hebben, waar volgens de kaart zeventien meter zou moeten staan. De zandbanken liggen kennelijk niet meer op de plekken die de kaart aangeeft Nell raakt gespannen en wil dat ik de kustwacht oproep om hulp. Over m´n lijk natuurlijk, maar ik roep wel een jacht dat ik in de verte zie varen, geef onze positie door en hoop van hem een koers naar dieper water en de vaargeul te krijgen. De Engelsman is heel hulpvaardig, alhoewel hij wel gedacht zal hebben ´daar heb je weer zo´n Nederlandse sukkel´. Uiteindelijk bereiken we zonder problemen de geul en kunnen op zicht op de tonnen weer verder. De laatste twee uur naar de monding van de Orwell zijn ook nog even spannend als de wind inderdaad toeneemt en uiteindelijk de niet voorspelde negen word. Langzaam motor zeilend met een puntje grootzeil, ramt Bamba tegen de wind en de golven in, regelmatig gepasseerd door grote containerschepen op weg naar de container terminal van Felixstowe. Twee uur later, zeiknat van het overkomende water, zeven mijl stroom opwaarts, maken we vast in de marina van Woolverstone vlakbij Pinmill. Het was weer een avontuurlijke tocht en gelukkig vond Carla het ook leuk en is geen moment bang geweest.

Henk en Carla blijven nog twee dagen, die we doorbrengen met een bezoek aan Ipswich. Het blijkt uitverkoop en met werken alweer in het achterhoofd, sla ik m´n slag en koop twee paar nette schoenen en een colbertje.

De laatste avond eten we natuurlijk in de ´Butt & Oyster´, een bekende ontmoetingsplaats voor Nederlanders die het kanaal zijn overgestoken. Henk is in een genereuze bui en beloofd het eten te betalen. We nemen het er goed van, drinken alle bier soorten die voorradig zijn en zitten na het toetje en de koffie rondom vol. Tegen tienen besluiten we Bamba weer op te zoeken en lopen via het spannende geitenpad langs de Orwell richting Woolverstone, als Henk ineens vraagt wie het eten eigenlijk heeft afgerekend. Verbaasd kijken we hem allemaal aan.............., niemand heeft dus afgerekend. Na enige discussie laten we het zo en beloof ik later die week als Nell en ik er nog een keer heengaan, te betalen als we erop worden aangesproken. De volgende dag vertrekken Henk en Carla met de taxi naar Dover om daarvandaan de race-catamaran naar Oostende te nemen en hebben Nell en ik een luie vakantiedag.

Tegen de avond wandelen we een paar uur in de prachtige omgeving en zien bij terugkeer een bekend schip in de box naast ons liggen. De Tristan en de Bamba wederom verenigd. Nell heeft Laura en Luc voor het laatst op St.Maarten gezien en er valt dus heel wat bij te praten. Als Luc en Laura vertellen dat ze zaterdag willen oversteken naar Nederland, stellen Nell en ik ons plan bij en besluiten we met ze mee te varen. We gaan wederom naar Ipswich, luieren wat rond in het prachtige weer, doen gezellig een barbeque-tje en eten de avond voor vertrek weer in de ´Butt & Oyster´. Niemand komt naar ons toe over de niet betaalde rekening, zodat Henk het goedkoopste etentje van z´n leven heeft weggegeven. Nell belt met haar moeder en er word afgesproken dat zij Nell in Den Helder komt afhalen, aangezien die de volgende morgen weer huizen moet verkopen.

De volgende morgen half zes gooien we los en varen we rustig op het laatste beetje ebstroom de Orwell af richting zee. Het weerbericht is niet gunstig, er word minder als tien knopen wind (3 Bft) doorgegeven. De eerste kanaal oversteek word een makkie voor Nell. Het weer is inderdaad prachtig, met weinig wind en we motoren, met de Tristan in slagorde, richting Den Helder. Ik klooi wat met een vislijntje en vang één klein makreeltje en Nell ligt lekker in haar blootje aan dek met een boek. s´Avonds klaagt ze over een verbrande kont en eten we een lekkere pasta maaltijd met het laatste pak plonk. De scheepvaart routes worden deze keer zonder problemen overgestoken en Nell loopt haar eerste wacht in het donker, waarbij ze me regelmatig wakker maakt als er schepen in zicht komen. Tegen twee uur s´morgens veranderd het weer vrij plotseling en begint het uit het oosten behoorlijk te waaien. Ik zet zeil en hoog aan de wind is Den Helder bezeilt. We passeren diverse hel verlichte productie platforms als tegen daglicht de wind doordraait naar het noordoosten en we plotseling moeten kruisen naar Den Helder. We overleggen over de marifoon met de Tristan en besluiten dan maar naar IJmuiden te zeilen. Via Scheveningen radio bellen we nog naar Corrie, maar krijgen haar antwoordapparaat. Hopelijk hoort ze de boodschap en gaat niet voor niks richting Den Helder. Tegen twee uur s´middags varen we de marina van IJmuiden binnen en is Bamba weer thuis in Nederlands water. We krijgen box L42 toegewezen en maken vast, een half uur later gevolgd door de Tristan, die wonder o wonder (toeval bestaat niet), terwijl er tientallen boxen vrij zijn, de tegenover liggende box K42 krijgen toegewezen. Tristan en Bamba horen kennelijk gewoon bij elkaar. We bellen uit de marina naar Den Helder, waar Corrie inderdaad blijkt te zitten. Na ons verhaal te hebben aangehoord, stapt ze in de auto en komt naar IJmuiden. Voor Luc en Laura is het ondertussen het eerste weerzien met Nederland in veertien maanden. We gaan de wal op om een biertje en als het even kan een nieuwe haring met uitjes te verschalken. Als we later in de marina Corrie hebben ontmoet, besluiten we met z´n allen wat te gaan eten. Op één van de terrasjes zie ik plotseling een bekende kop, m´n vader, die hier een visboot in de haven heeft liggen. Ik besluip hem en maak hem aardig aan het schrikken. We schuiven allemaal aan, drinken gezellig een biertje en eten een lekker saté-tje met patat. Nell en Corrie nemen hierna afscheid en we spreken met Nell af haar de volgende avond in de Six-haven in Amsterdam Noord weer te treffen voor een bioscoopje en een etentje. Luc heeft namelijk al maanden visioenen over een lekker stuk vlees bij de Argentijn.

Het stuk Noordzeekanaal de volgende dag is oervervelend. Ik maak het dragelijk door op de stuurautomaat te varen en baldadig in de mast te klimmen om de omgeving vanaf deze hoogte te bekijken. Of gezeten op het bushok vlak langs de zon minnende bermtoeristen te varen, die zich vervolgens afvragen wie er nou zit te sturen. Ook krijg ik nog ruzie met één van de Russische draagvleugel boten, die tegenwoordig een lijndienst onderhouden tussen Amsterdam en IJmuiden. De piloot (die dingen varen met een rotgang dus zal er wel een piloot op zitten) hangt uit z´n cockpit en gebaart met wilde armbewegingen dat ik meer onder de wal moet varen. Ik steek m´n hand op en lach hem toe. Dan kom ik nog bijna onder de pont terecht en lijkt het erop dat ik door de waterpolitie word geënterd, die gelukkig terwijl ze vlak naast me varen, alleen maar groeten. De Six-haven ligt propvol en met heel wat stuurmanskunst kan ik nog net een plekje veroveren. Die avond lopen we met z´n vieren door het zonnige en stik drukke Amsterdam richting Rembrantsplein. Het is net of we niet zolang zijn weggeweest en nu gewoon op vakantie in eigen land. Ik heb een hoop mooie dingen gezien de afgelopen maanden, maar Amsterdam op zo´n mooie avond heeft toch ook heel wat. We lossen Luc´s droom in bij de Argentijn en zien daarna een leuke film met de fantastische Jack Nicholson in de hoofdrol. De volgende morgen is het tijd om definitief varend afscheid te nemen van Laura, Luc en de Tristan. Ik ga naar Enkhuizen en zij nog een paar dagen voor anker bij het Block van Kuffeler, om daarna naar Monnickendam te varen.

Het IJsselmeer is druk en speciaal deze dag hebben tien miljoen vliegen en muggen besloten een stukje over het water te vliegen en neer te strijken op de rondvarende boten. Als ik in de Krabbersgat sluis ook nog onterecht ruzie krijg met een sukkel op een platbodem, ben ik er alweer helemaal klaar mee. Ik knoop Bamba in de Oude haven aan de steiger en ben nu écht weer thuis. Nell pikt me op en vijf minuten later zit ik met een borrel thuis op de bank. Avontuur afgelopen, met succes en zonder grote brokken beëindigt.

Het ´gewone´ leven begint weer en ik ben benieuwd hoe snel ik weer in de pas met de Nederlandse samenleving kan lopen. Het was een fantastisch jaar en naar mijn mening een hele goede investering in jezelf en je lichamelijke, maar vooral geestelijke gezondheid. Tevens heb ik ondertussen begrepen dat een ´sabbat-jaar´, zoals het ook genoemd word, goed staat op je professionele resumé. Het word door werkgevers dus niet tegen je gebruikt, maar word zelfs als een pré gezien. Wat willen jullie nog meer ? Hup, alle zooi aan de kant en (eventueel met moeders en de kinderen) een jaartje wegwezen, het is écht aan te bevelen. Daarbij maakt het natuurlijk niet uit hoe en waar naartoe je reist, met een omgebouwde vrachtwagen naar China lijkt me bijvoorbeeld ook wel wat. Mocht één van jullie tips, trucs en andere (on) wijze raad willen hebben dan weten jullie me te vinden ....................

Hiermee is een eind gekomen aan de serie ´Bamba - brieven´. Ik vond het leuk om jullie op de hoogte te houden en gezien de reacties, vonden jullie het leuk om te lezen.

Kan ik mooi als laatste iedereen bedanken voor alle cadeaus, brieven, (technische) hulp en andere reacties. Op reis doet het goed te weten dat er veel mensen zijn die met je meeleven en aan je denken. Als allerlaatste moet ik Nell bedanken voor de op het oog simpele, maar natuurlijk hartstikke moeilijke beslissing, mij dit avontuur te gunnen en tevens dat we samen, tijdens de laatste dertien maanden, onze relatie ´levend´ hebben kunnen houden.

Comments

Popular posts from this blog