Bamba - brief zes

JOST van DIJKE, BRITISH VIRGIN ISLANDS, 28 mrt 1998
SALINAS, PUERTO RICO, 7 apr 1998
BARACOA, CUBA, 24 apr 1998
Hallo lui,
Nell is van St.Maarten op weg naar huis en nu gaat de reis voor Joop en Joke (J & J) écht beginnen. Joop ontpopt zich ondertussen als een echte ´boterik´, als hij met behulp van een conserven blikje, een paar uurtjes klooien en wat tandpasta, één van m´n kookpitten die de geest had gegeven, weet te repareren. We nemen weer eens afscheid van de Tristan, die ik niet meer zal zien tot onze principe afspraak, 15 juli om 4 uur s´middags in café Sport op Faial, één van de Azoren eilanden. Café sport is hét ontmoetingspunt van oceaanzeilers en dé lokale borrel is gin-tonic (uit ervaring weet ik dat je daar érg dronken van word ......).
We gaan door de lagoon richting het Franse deel van St.Maarten en ik klaar ons bij de douane uit. De volgende dag gaan we voor de negentig mijl naar de Engelse Virgin Islands. Het weerbericht is gunstig, oost-zuidoosten wind 20 knopen (5 Bft), dus recht in de kont. We vertrekken rond een uur of twee s´middags en de eerste uren gaan prachtig. Daarna begint de wind en dus ook de zeegang langzaam toe te nemen tot windkracht zes en golven van een meter of vier. Langzaam word het minder aangenaam aan boord, maar J & J houden zich, mede door een hoeveelheid zeeziekte pillen goed. Dan slaat een beetje noodlot toe. De kluiver staat op de boom en als de wind achter het zeil slaat en daarna weer voor het zeil, horen we een knal en scheurt het zeil op twee plekken van het achter- tot het voorlijk. Oeps ........ even bekijk ik de situatie, besluit het zeil in te rollen en samen met Joop weten we het naar beneden en naar binnen te krijgen. We hijsen de kotterfok en reven en-passant ook het grootzeil (3e rif). Ik heb tot nu toe nog niet zoveel gereefd gevaren. Bamba gaat gewoon door en de snelheid neemt eigenlijk nauwelijks af. Als het donker word, ga ik eerst een tijdje naar bed en aangezien J & J languit op de kooi de meest aangename manier vinden om de tijd uit te zitten, word het stil aan boord. Arie doet weer goed z´n best en ik knap tussen de bedrijven door ook een uiltje. Dit tot (een beetje) ongenoegen van Joke, maar goed. Joop besluit s´nachts ook een tijdje buiten te zitten, net terwijl er een gigantische bui losbreekt en Joop tot op z´n hemd doorweekt. Ondertussen gaat het veel te hard (6 à 7 knopen over de grond) en tegen vijf uur s´morgens, met de eilanden in zicht, besluit ik te gaan bijliggen om het daglicht af te wachten. Bijliggen is het dwars op de golven drijven, zonder dat je noemenswaardige voortgang maakt. Het lijkt heel eng, als je de golven dwars op de boot ziet afkomen, maar in de praktijk is het tot en met windkracht 7 à 8 een heel aangename manier om even bij te komen of zoals in dit geval het daglicht af te wachten. Zodra we voldoende kunnen zien, varen we tussen twee eilanden door het Sir Francis Drake channel op, een bijna door eilanden ingesloten binnenmeer. Een uurtje later ankeren we bij Spanish town, op het eiland Virgin Gorda. De eerste etappe zit er voor J & J op en ik moet zeggen dat het een aardige vuurdoop was. Ik ga de wal op om in te klaren en word verwelkomd door een zooitje zeer melige douane lui. Ik word een paar keer op een leuke manier in de maling genomen en als ik ook m´n kop nog stoot aan de airco, kan ik niet meer stuk. Ondertussen zitten we wel met een kapot zeil en ik denk dat het niet meer te repareren is. De dichtsbijzijnde zeilmaker zit op Tortola en daar moeten we dus maar zo snel mogelijk heen. De ankerplek is mooi, met extreem helder water en J & J beginnen zich de eerste beginselen van het snorkelen eigen te maken. Joke gaat redelijk snel ok, maar Joop hoor je zich driehonderd meter verder nog verslikken. Ondanks, of juist dankzij deze ongemakken, vinden ze het natuurlijk fantasties. Weer honderden vissen met de meest fantastiese kleuren en een stukje spanning (het Jaws effekt) zorgen voor menig ontspannen uurtje in het water. s´Middags de wal op om Spanish town te ontdekken en daar zijn we gauw mee klaar. Weinig te beleven. De volgende dag gaan we motorzeilend richting Tortola en vangen we een Spanish mackerel van een pond of drie. Waarschijnlijk toch genoeg om met z´n drieën van te eten. Vlak voor we de baai van Road Town binnenvaren, gooit Hij daarboven de sprinkler installatie vol open en maken we een echte tropische stortbui mee. Ik zie geen hand voor ogen en neem snelheid terug om de bui buiten de baai af te wachten. Doornat en koud, maken we een uur later vast aan een meerboei, warmen wat op met een soepie en gaan met het zeil de wal op. Het is zaterdagmiddag en de zeilmaker is tot maandag gesloten. Dan de stad maar in en als we een taxibus zien stoppen, gaan we mee tot het centrum, wat 500 meter verder blijkt te liggen. De taxi chauffeur zegt met een brede grijns dat het een eenheidsprijs is en we betalen met z´n drieën vijf dollar. Een rip-off dus. Road town is verder alleraardigst, met veel watersport toestanden en een leuk centrum. Onderweg zien we veel verwoeste schepen langs de kant liggen met alle verdere troep die daarbij hoort. Kennelijk heeft ook hier kortgeleden een orkaan aardig huisgehouden. Het blijft voor ons een raar idee dat niemand de moeite neemt om de zooi op te ruimen. Als we langs de waterkant struinen, ziet Joke een Bimini die nog in goede staat blijkt te zijn (Bimini is een opklapbare zonnetent die boven de kuip word geplaatst). Het doek is nog hardstikke goed, maar de aluminium stangen zijn gebroken. Ik bekijk het ding en denk dat het teveel werk is om nieuwe stangen te maken. Een kilometer verder weer een Bimini, deze keer met gave stangen en een vergaan stuk doek. Nu word het ineens interessant en samen met Joop halen we de volgende dag, als twee volleerde plattelandszwervers, alletwee de bimini´s aan boord. s´Avonds eten we heerlijk onze zelfgevangen vis en gaan we een keer vroeg onder de wol. Zondags bezoeken we de botanische tuin en raken verzeilt in een winkel waar ze tax-free horloges verkopen. Twee uur later lopen we alledrie met een nieuw (en zeker 40% goedkoper als Nederland) horloge de zaak uit. Je moet jezelf af en toe verwennen nietwaar. Onderweg passeren we een bioscoop en zien dat daar later die middag de Titanic draait. Ik wist van het bestaan van die film niet af, maar Joke weet me te vertellen dat het in Nederland een kaskraker is en dat er haast geen kaartjes te krijgen zijn. Ondanks het niet zo toepasselijke verhaal (zelf met een boot onderweg, die óók zou kunnen zinken), besluiten we de film te gaan zien. Hier is de bioscoop maar voor een klein gedeelte gevuld en houd iedereen wel z´n mond. Het verhaal is een dusdanige love-story, dat ik Nell onder de film erg begin te missen. Verder is het een leuke film en met de filmmuziek nog dagen in ons hoofd, verlaten we de bioscoop om weer met een tropische stortbui geconfronteerd te worden. We schuilen onder een afdakje en moeten zeker anderhalf uur wachten voordat het zo droog is dat je niet gelijk helemaal zeiknat bent. s´Morgens naar de zeilmaker en mijn vermoeden blijkt waarheid. Repareren is niet mogelijk, hij heeft geen 2e hands zeilen en een nieuw zeil neemt een week of vier. Wel krijgen we een adres in Charlotte Amalie, US Virgins, van een bedrijfje dat handeld in 2e hands spullen. s´Middags op de wal lopen we langs het water en hebben trek. Ik zie een stalletje waar een groep locals zich staat te verdringen en loop er samen met Joop op af. Twee grote pannen staan te dampen en nieuwgierig vragen we wat ze te eten hebben. Ze beginnen te lachen en zijn kennelijk niet gewend dat blanken ook interesse zouden kunnen hebben in hun kookkunst. Joop en ik krijgen alletwee een beker om te proeven, met daarin een soort zeer gevulde soep, die lekker blijkt te smaken. Een zeer uit de kluiten gewassen negerin zegt lachend dat deze soep goed is voor de potentie en een andere neger legt ons uit dat dit gerecht word gemaakt van ´bull-foots´, stierebenen dus. Aangezien het ons smaakt, nemen we nog een volle beker. Het enige wat me niet aanstaat zijn de zeer taaie vellen die, er naar mijn idee met het haar er nog op, in drijven. Joop daarentegen kauwt zich suf en werkt alles naar binnen. Als we willen afrekenen blijkt daar geen sprake van te zijn. We horen dat er hier elke zaterdag eten word klaargemaakt dat gewoon aan voorbijgangers word uitgedeeld. We bedanken de kok hartelijk en kijken nog wat rond.
We gaan anker op richting Jost van Dijke, het kleinste eiland van de Engelse Virgins en ankeren twee uur later tussen de riffen om te snorkelen. Ik neem Joop op sleeptouw en deze keer, waarschijnlijk overweldigd door het natuurschoon onder water, vergeet hij zich te verslikken en zien we weer prachtige dingen. Aangezien we maar 20 centimeter water onder de kiel hebben, varen we naar de volgende baai - Great Harbour. We eten aan boord en gaan later die avond nog voor een wandeling en een borrel de kant op. Het dorpje bestaat uit een zandweg langs de baai met wat huizen, kroegjes en restaurantjes. We lopen naar het andere eind van de baai en besluiten tot een kroegentocht. De locale cocktail is de ´Painkiller´ en in iedere kroeg probeer ik er één, om tot de conclusie te komen dat de beste in de verste kroeg word geserveerd (Murphy ?). In het laatste café waar we zijn, is net een negroïde éénmans band bezig z´n spullen op te tuigen en word het aardig druk. Er zijn diverse Amerikaanse meiden, die met een grote catamaran onderweg zijn en we ontmoeten een Nederlander van mijn leeftijd, die 15 jaar geleden met z´n ouders naar Amerika is geëmigreerd en nu samen met pa en ma op een charterschip vakantie houd. Het blijkt weer een kleine wereld als deze knaap uit Heemskerk blijkt te komen en jarenlang in Castricum (heb ik 20 jaar gewoond) uitsmijter is geweest in één van de plaatselijke kroegen. We moeten elkaar derhalve al eens eerder hebben gezien. Ook de jonge kapitein van de charterbak en z´n vriendin zijn aanwezig. Het word een gezellig zooitje, we krijgen geen tijd om zelf een rondje te geven en ik begin te hopen dat de ´Painkillers´ morgenochtend ook nog werken. Ik begin me op een leuke manier een beetje te misdragen tot groot vertier van een gedeelte van het publiek. Alleen de one-man show is niet erg van me gecharmeerd, maar goed we kunnen niet alles hebben. Als uitsmijter nemen we nog één laatste borrel, compleet met dikke Cubaanse sigaar en gaan allen moe en een tikkie tipsy de koffer in.
s´Morgens blijkt de ´Painkiller´ niet te werken, maar moet er wel gevaren worden. We gaan naar St.Thomas, één van de US Virgin eilanden. Het weer is van streek en we hebben geen wind en motoren derhalve alle 25 mijl. De omgeving is prachtig, de zon schijnt, dus een prachtig tripje zo op een doordeweekse dag. Vlak voordat we Charlotte Amalie binnenlopen, ruik ik binnen een vreemde rokerige lucht, licht het motordeksel op en ontdek zo´n driehonderd liter water onder de vloer. Geschrokken probeer ik te vinden waar dat vandaan komt en ondek dat de doorvoer van de uitlaat van de motor binnen ergens is doorgerot. Joop gaat sturen en begint alvast het water naar buiten te pompen en ik probeer het lek provisories te dichten. Dat lukt en we varen de imposante baai binnen, waar vijf grote cruise schepen en een kleine honderd jachten voor anker liggen. De rest van de middag ben ik druk om alle zeiknat geworden rotzooi die ik onder de vloer had liggen naar buiten te brengen en de rest van het water uit de boot te soppen. Wát een zooitje. Later gaan we zonder te hebben ingeklaard de wal op en gaan op zoek naar een MacDonalds voor een snelle goedkope hap. Alles ziet er hier inderdaad Amerikaans uit, behalve de oude binnenstad met z´n historische Deense pakhuizen. De Amerikaanse Virgins waren tot de eerste wereldoorlog Deens (?) grondgebied en werden door de Amerikanen van de Denen gekocht voor 25.000 dollar in goud, omdat de Amerikanen bang waren dat na de Duitse inval in Denemarken, de Duitsers ook in het Carieb zouden verschijnen. We pakken de bus terug naar de boot en gaan morgen naar de douane en op zoek naar de 2e hands winkel.
s´Morgens als ik buiten kom, zie ik een cruise schip van de Holland Amerika lijn. Het is de Westerdam en ik weet van Piet dat een neef van hem als eerste officier aan boord zit. Ik trek de stoute schoenen aan en roep de Westerdam via de marifoon op en vraag of Ben van Scherpenzeel aan boord is. Dat is ie en even later kletsen we over Piet en Henny en doe ik hem de groeten. Het blijkt een spontane knul en we worden aan boord uitgenodigd voor een rondleiding. Dat laten we ons natuurlijk geen twee keer zeggen en we spreken voor later die middag af. We gaan de wal op en vinden de 2e hands winkel, maar uiteindelijk zonder succes wat het zeil betreft. Dan op naar de douane en immigratie. Dit word spannend, want geen van ons drieën heeft een visum, terwijl je dit eigenlijk van te voren moet aanvragen. De ambtenaar van immigratie kijkt dan ook bedenkelijk en zegt dat we een probleem hebben. Uiteindelijk belt hij z´n baas en komt daarna terug met het verhaal dat we de keus hebben om nu te vertrekken, of 95 dollar de man betalen om een zogenaamde ´waiver´ voor het visum te krijgen. We overleggen en aangezien we ook nog naar Puerto Rico gaan, wat ook Amerikaans is, besluiten we de 285 dollar maar te betalen. Ik heb het idee dat we op een ongelofelijke manier geld uit onze zak geklopt krijgen, maar het is niet anders. We gaan naar de Westerdam en melden ons aan de kade waar de bootjes op en neer naar de geankerde cruise schepen varen en staan op de gastenlijst als drie personen van de ´Samba´ (?). Aan boord gekomen, worden we door een officier opgewacht, die ons vraagt of we voor de verjaardag van Ben komen. Nee dus, maar wel grappig dat ie jarig is. We krijgen instructie hoe we op de brug moeten komen en dwalen door het levensgrote schip. Op de brug ontmoeten we Ben, een 33 jarige eerste officier (na de kapitein de baas) met een kwajongens gezicht. Hij verontschuldigd zich voor dat moment, want hij heeft bezoek van de kustwacht én de FBI. Wij bekijken de brug en kletsen met de andere aanwezige officieren. De HAL is tegenwoordig volledig in Amerikaanse handen, maar alle officieren zijn nog Nederlanders. De heren draaien vier maanden dienst, om daarna twee maanden verlof te hebben. Nadat Ben z´n officiële bezigheden heeft afgerond, krijgen we een rondleiding over het schip en ik kijk m´n ogen uit. Luxe, luxe en nogeens luxe. Er kunnen zo´n 2400 mensen aan boord, waarvan meer als 600 man personeel. Ze verbruiken per dag meer als 600 ton (600.000 liter) zoet water, dat ze voor het grootste deel zelf uit zeewater maken. Verder blijkt het voor de officieren best een vervelende toestand, want ze varen iedere keer hetzelfde ritje, Ft.Lauderdale, Puerto Rico, US Virgins, één of ander klein onbewoond eiland, Ft.Lauderdale. Gewoon een luxueuse busdienst dus. We eindigen de rondleiding op het achterdeck, bij de buitenbar en één van de zwembaden, krijgen een drankje aangeboden en nemen afscheid van Ben. Joke is de slimste van ons drieën, heeft haar badpak mee en neemt een frisse duik in het zwembad. Op weg naar de boot die ons naar de wal zal brengen, kan ik het niet laten een ´souvenier´ mee te nemen in de vorm van een grote blauwe badhandoek, die overal in grote getalen op het dek liggen. Weer aan de wal lopen we nog een rondje door de stad en zien op één van de pleinen een grote groep jonge vrouwen die onder leiding van paar oudere dames en een steelband, compleet synchroon de meest ritmiese dansbewegingen maken. We kijken een uurtje naar dit prachtige schouwspel en pakken de bus naar huis.
Het word tijd om weer eens op te krassen en er staan een mijl of vijftig op het programma richting de zogenaamde Spaanse Virgin Islands, een groepje eilanden iets oostelijk van Puerto Rico, onder Amerikaans gezag. Ik speer s´morgens vroeg met de dinghy naar de douane en klaar ons uit bij onze vriendelijke vriend, die ons de dollars had lichter gemaakt. Het weer is prachtig en met een windje vier, halve wind, varen we onder vol tuig vlak onder de kust naar het westen. Het zeilen duurt weer eens kort en na een half uurtje zakt de wind bijna helemaal weg en moet boem-boem de voortgang weer eens verzorgen. Ik heb geen detail kaarten van de eilanden en met een overzichtskaart en de pilot, moeten we onze weg door de riffen zien te vinden. Dit loopt (weer eens ?) een beetje fout, als we de aanloopboei naar de vaargeul richting het eiland Culebra niet kunnen vinden en we met Joke op de boeg en Joop naast de dieptemeter langzaam de kust naderen. We dobberen langzaam over één van de riffen en hebben nog maar iets van twee meter water onder de kiel als we eindelijk de betonde vaargeul ontdekken en de baai kunnen binnenvaren. Ondanks dat dit ook Amerikaans grondgebied is, moeten we weer inklaren en een ´cruising permit´ kopen. De douane bevind zich op het lokale vliegveld en we gaan samen de wal op om daar in een half uurtje heen te lopen. Wat ogenblikkelijk opvalt is de Spaanse sfeer. Tot rond de laatste eeuwwisseling, waren de Spaanse Virgins en Puerto Rico Spaans grondgebied, dat na de Spaans - Amerikaanse oorlog (wie had daar al eerder van gehoord ?) in Amerikaanse handen viel. Deze eilanden doen qua omgeving zeker niet onder voor de meer bekende andere Maagden eilanden en zijn in vergelijking super rustig. De douaneman klaart ons verveeld in en we moeten 18 dollar betalen voor de cruise-permit (reinste geldklopperij). Als we op zoek gaan naar wat te eten, blijkt het overgrote deel van de horeca niet in handen van locals, maar allemaal van niet zo aardige Amerikanen. Ondertussen bekruipt me het gevoel dat Amerikanen erg op Duitsers lijken, wat hun gedrag betreft. Alles is beter en mooier en dat willen we de rest van de wereld laten weten óók ....... Die nacht kunnen we de slaap slecht vatten, als vanaf de wal een één of andere leipo met een zeer uit de kluiten gewassen geluidsinstallatie, tot 3 uur s´morgens, een bingo-avond van commentaar voorziet. De volgende dag verruilen we dit geschetter voor de absolute rust van een in de buurt gelegen onbewoond eiland, Luis Peña geheten. We ankeren in een prachtig baaitje met een mooi zandstrand en een klein rifje voor de deur. De dag word doorgebracht met fantasties snorkelen, zonnen, schelpen zoeken en een wandelingetje langs het strand. s´Avonds zien we de zon ondergaan achter de bergen van het 40 mijl verder gelegen Puerto Rico en eten een smakelijke hap met een goeie fles rode wijn. Het einde van weer een rotdag. Tenminste ...... tot Joop het idee krijgt om samen met Joke de nacht op het strand door te brengen. Wanneer krijg je nou de kans om op een onbewoond eiland te overnachten ? Joke laat zich overhalen en met de dinghy vol beddegoed, zaklantaarns en luchtbedden vertrekken ze naar het strand, om ........ anderhalf uur later weer terug aan boord te komen. Het was hardstikke spannend, maar enige honderden hongerige muggen zorgden voor enige overlast. Ondanks de protesten van Joke, die hier nog wel weken had willen blijven, besluit ik toch te vertrekken, aangezien we de komende twee weken nog een aardig vol programma hebben. Bij gebrek aan wind, motorzeilen we naar het volgende eiland, Vieques geheten. Onderweg vangen we drie grote Barracuda´s op rij, die allemaal levend en wel worden teruggezet. De ankerbaai is erg ondiep, met zandgrond, begroeid met teflon-gras (volgens de pilot) en inderdaad lopen we vast, waarna we dankzij een snelle manoevre van mijn kant weer los komen en ankeren in iets dieper water. Ik moet de wal op, hoog tijd om Nell weer te bellen. Het dorp is een redelijk vervallen zooitje en na zeker tien gesloopte telefoons, vind ik er eindelijk één die werkt. We wandelen wat rond en vinden een slaperig stadje met enige café´s, restaurantjes en weinig toeristen. Gezien de niet opgeruimde orkaan-schade, oogt alles tamelijk sjofel en nodigt niet uit tot een lang bezoek. Onder het eten besluiten we de volgende dag door te varen naar Puerto Rico, een afstand van zestig mijl. Vroeg op dus en tegen half zeven zeilen we alweer verder westwaards. Wederom duurt het zeilen maar een uurtje ofzo en moet de motor weer eens voor de voortgang zorgen, totdat hij er zomaar mee stopt. Ik schrik, want dit kan alleen maar brandstof zijn. Het is alweer weken geleden dat ik voor het laatst heb getankt en snel controleer ik de urenstand met de laatste keer tanken. Theoretisch moet er nog een liter of veertig in de tanks zitten, dus ga ik op zoek naar een andere oorzaak. Bamba is voorzien van een hoofd- en een reservetank en opeens bedenk ik me dat de reservetank waarschijnlijk leeg is en dat de brandstofpomp waarschijnlijk lucht aanzuigt. Ik sluit de reservetank af en samen met Joop onlucht ik het hele brandstofsysteem, waarna boem-boem inderdaad weer hortend en stotend op gang komt. De rest van de dag varen we onder een bewolkte hemel, met af en toe een druppel water, onder de hoge Puerto Ricaanse kust en blijf ik me zorgen maken over de dieselvoorraad. Het is namelijk best sneu, als je zonder wind een ondiepe baai in moet en het motortje stopt ermee. We zijn op weg naar Salinas, een stadje ongeveer halverwege de oost- en westkant van Puerto Rico, met een geheel gesloten baai, die plaatselijk als een goede ´hurricane-hole´ bekend staat. Als we uiteindelijk vlak voor donker ter hoogte van Salinas de kust naderen, blijkt het een prachtige omgeving en besluit ik toch voor de zekerheid maar een jerrycan diesel in de tank te gooien voor het laatste stukje. Voor de kust liggen een hele reeks prachtig groene mangrove eilandjes met kleine strandjes. Via een betonde geul varen we tussen twee van deze eilandjes door en komen daarna de inderdaad prachtig besloten baai van Salinas binnen. Het is er druk, zeker veertig schepen liggen voor anker, voornamelijk Amerikanen. We ankeren in twee meter water vlak bij de plaatselijke marina en nemen weer een welverdiende borrel. Het idee voor de komende dagen is een auto huren om het eiland te bekijken, voor de laatste keer op zoek naar een ander zeil, een dagje in de marina om schoon te maken en water en diesel te tanken en boodschappen doen om de boordvoorraden weer aan te vullen. En passant moeten we dan ook nog pasen vieren, wat dat weekend voor de deur staat. s´Morgens klagen J & J over een penetrante diesellucht en nadat ik één van de vloerdelen heb weggetrokken, blijkt er een hele lading diesel onder de vloer te staan. Na een aantal godlasterende vloeken, vind ik de oorzaak in een doorgeroest kraantje op de dieselleiding van de kachel (die ik overigens niet mee heb). Dat word dweilen en aangezien ik het geen goed idee vind om de niet meer zo schone diesel terug in de tank te storten, moeten allerlei lege tankjes en waterflessen uitkomst bieden. Uiteindelijk komt er dertig liter diesel onder de vloer vandaan. Omdat ik niet weet wat ik ermee aan moet, flikker ik de tankjes diesel in de jachthaven bij het vuilnis, wat kennelijk word opgemerkt want later die dag ligt er een briefje in de dinghy of ik me wil melden bij de havenmeester. Ik krijg een standje en word gevraagt om op een andere manier de diesel te verdonkeremanen (wat natuurlijk lukt, nog stiekemer en deze keer zonder gezien te worden). Later bezoeken we de zeilmaker en word duidelijk dat een ander zeil voor de rolfok een moeilijk verhaal word, waarna ik in overleg met Joop besluit om de rolreefinstallatie eraf te slopen en verder te varen met de kluiver met leuvers die ik als reserve mee aan boord heb. We bekijken Salinas, drinken in een lokale kroeg een paar biertjes en ontmoeten terwijl we op zoek zijn naar een telefoonkaart Peggy Lugo, een Amerikaanse die met een Puerto Ricaan is getrouwd, al dertig jaar op het eiland woont en een éénmans reisburo-tje runt. Peggy blijkt een (aardig) oud wijf en lult de oren van ons hoofd. We horen een hoop van het wel en wee op het eiland en merken dat ze niet veel op heeft met de overwegend werkloze bevolking. Het werkeloosheid % ligt erg hoog en met de kennelijk grote Amerikaanse steun, is de motivatie om werk te zoeken laag. We hadden dit al een beetje gezien en ik vraag haar hoe dan bijvoorbeeld de plaatselijke vissers aan boten, met twee nieuwe buitenboordmotoren van elk 200 pk aan de spiegel komen. Dit blijkt ook subsidie, maar volgens Peggy worden de boten amper voor het vissen gebruikt en is het commentaar van de vissers dat er geen vis meer in de wateren rondom het eiland zit. Aangezien Nell door haar vrije dagen heen is en we elkaar eigenlijk voor mijn grote oversteek naar huis nog wel even willen zien, vraag ik Peggy wat een retourtje Florida - Amsterdam moet kosten. Ze goocheld wat met haar computer en komt met een bedrag van rond de 400 dollar. Dat valt me mee en ik zeg haar erover na te denken (eerst Nell maar eens bellen). We nemen afscheid en eten die avond in een alleraardigst restaurantje, gerund door een gestrande boterik uit Argentinië. De dag daarop willen we een auto huren en horen dat we daarvoor naar het dertig kilometer verderop gelegen vliegveld moeten.
Openbaar vervoer dus en zoals op bijna alle eilanden óók hier privé busjes, die tegen een vast tarief bepaalde vaste ritten maken. Na twee keer overstappen, arriveren we op het vliegveld en huren we voor twee dagen een luxe bijna nieuwe auto. Die dag staat de bijna tweehonderd kilometer verderop gelegen hoofdstad San Juan op het programma. Na even wennen aan de maffe aard van rijden, kar ik op dezelfde manier (links, rechts en dwars inhalend) over de prachtige tolweg door een bergachtig landschap en bereiken we tegen de middag het oude centrum van San Juan. We bezoeken het reusachtige fort en maken een leuke wandeling door het door de Spanjaarden gebouwde oude gedeelte. Later op de dag rijden we via de noordoostelijke kustweg terug naar Salinas en vinden onderweg puur Amerikaanse toestanden. Schreeuwende levensgrote reclameborden langs de wegen en op iedere kruising wel een MacDonalds, Kentucky fried of Dunking donut. Het is jammer, maar er lijkt bar weinig over van de Spaanse afkomst van de bevolking en het Amerikanisme viert hoogtij (waarom wil iedereen zich toch zo graag met Amerika identificeren ??). Ook wij eten natuurlijk bij ome Mac en zien diverse op het oog niet zo rijke locals, met een lach op het gezicht, een voordeelmenu-tje bestellen. De tweede dag met de huurauto staat in het teken van de natuur. We rijden via B-wegen richting de vulkaan El Junque, een tot Amerikaans nationaal park uitgeroepen gebied. Onderweg raken we in een heuse file, als we bergop in een soort processie terechtkomen, die de lokale bevolking op deze eerste paasdag naar de begraafplaats van één of andere heilige voert. Leuk om te zien, hele families maken hier een daglang uitstapje van, compleet met koelboxen en barbeques. De omgeving is mooi en als we uiteindelijk bij de vulkaan en het hierop groeiende regenwoud uitkomen, blijkt het een écht natuurpark naar Amerikaans model. Wandelpaden van beton en asfalt, vol met wegbewijzeringsborden etc. Eén en ander geeft je dus niet het gevoel dat je je in een écht stuk natuur bevind. Toch maken we een mooie wandeling en J & J krijgen een beetje een beeld van een stukje tropisch regenwoud. Ik maak al gauw de vergelijking met Dominica, waar je dus echt dwars door de onberoerde natuur moet banjeren. Door de uitstekende navigatorische kwaliteiten van Joke, weten we zonder problemen Salinas weer te bereiken en is er weer een dag voorbij. s´Morgens regelen we een plekje in de marina en krijgen we de drukste en warmste 2e paasdag in onze herinneringen. Schoonmaken, water en diesel tanken, rolreefinstallatie slopen, kleren wassen, onszelf weer eens douchen, etc. s´Avonds verwennen we onszelf dan met wederom een tof etentje bij de Argentijnse yachtie en kunnen voldaan naar bed.
Na overleg met Nell, ga ik Peggy opzoeken om nu inderdaad een ticket te kopen. Ik wil graag vanuit Miami vliegen en als het even kan inderdaad voor de beloofde 400 dollar. Dit word uiteindelijk moeilijk als blijkt dat het niet eenvoudig is om voor dit geld te vliegen. Peggy probeert zeker een uur of drie achter elkaar, waarbij ik naast haar mag zitten en met de computer meekijken, alle mogelijke datums, vluchtcombinaties etc., maar zonder succes. Dan heeft ze een ingeving en vraagt of het voor mij een probleem is om vanuit Ft.Lauderdale te vliegen. Nee dus en na enig proberen komt er inderdaad een prijs van rond de 400 dollar uit de bus. Ft.Lauderdale - Detroit - Amsterdam vice versa, met de KLM en Northwest, van midden mei tot begin juni. Opgetogen bel ik Nell met dit goede nieuws en kan ze weer de kalender afstrepen tot we elkaar weer in de armen kunnen sluiten. Oók ik ben natuurlijk blij en zie deze periode straks thuis als een soort opladen om de best nog wel lange afstand naar huis (4300 mijl) in iets meer als twee maanden te zeilen.
We verlaten Salinas op weg naar Boqueron, in het westen van Puerto Rico, waarvandaan we de oversteek naar de Dominicaanse republiek zullen maken. Het is zeventig mijl, dus wederom vroeg op en deze keer kunnen we het grootste deel wel zeilen, alhoewel er niet echt veel wind staat. Het laatste stuk blaast het zelfs tegen windkracht zes en als we de laatste tien mijl tegen de wind moeten motoren, haalt Bamba niet meer als een kleine drie knopen en zullen we in het donker de baai moeten binnenvaren. Dit word nog spannend, als blijkt dat we tussen twee riffen door moeten. De zonsondergang die avond is gelukkig uitermate mooi. We sturen op het waypoint van de boei die het gat in het rif aangeeft en weten die gelukkig te vinden, zodat we zonder brokken op zoek kunnen naar een geschikte ankerplek. Heel langzaam nader ik de kant op zoek naar andere geankerde jachten, als plotseling twee dolfijnen als donkere schimmen langs de boot zoeven. Joke ziet ze gelukkig ook en heeft weer wat te vertellen. Uiteindelijk zien we de geankerde schepen en kunnen weer een keer van een welverdiende anlege-borrel genieten. Nog één keer het anker omhoog en omlaag en de trip zit er voor J & J weer op. De volgende dag moeten we uitklaren in het twintig kilometer verderop gelegen Mayagues en aangezien ik niet weet of J & J daar ook bij moeten zijn, gaan we met het hele spul op weg. Eerst met de bus naar een volgend dorp en daar overstappen op een ander busje. Als we op dit busstation zitten te wachten, worden we door taxichauffeurs aangesproken met de vraag of we naar de douane moeten, kennelijk zijn er vele boterikken die dezelfde weg afleggen. De prijs die genoemd word is dertig dollar, maar ik hou voet bij stuk, zeg dat we erg arm zijn en wil alleen voor twintig dollar. Hier word verder niet op gereageerd, tot een oud baasje, met een grote nieuwe Amerikaan, zich bij Joop meld en ons voor 22 dollar heen en weer wil brengen. We zoeven richting Mayagues en belanden bij het prachtige gebouw van de douane. De afhandeling blijkt weer eens een formaliteit en zonder problemen krijg ik een prachtig en erg officieel uitziend afreisdocument. Dan moeten we nog naar de immigratie, een kilometer verderop in de haven. Onze chauffeur is eten, dus gaan we te voet. Als blijkt dat het wel erg ver is, gaat Joop terug om onze chauffeur op te wachten en daarna met de auto achter ons aan te komen. Het kantoor van de immigratie blijkt op slot en door tussenkomst van een andere ambtenaar, krijgen ik telefonisch contact, waarna mij gevraagt word om de visumkaarten onder haar deur door te schuiven (!), tot zover de officiële Amerikaanse afhandeling ....... Onze chauffeur is allervriendelijkst en stopt zelfs een klein uurtje onderweg als wij te kennen geven dat we wat willen eten. Na het eten wil hij ons ook best wel even afzetten in Boqueron, zodat we niet weer met een ander busje hoeven te gaan. In Boqueron aangekomen, besluit ik onze trouwe chauffeur voor de service een fooi te geven en geef hem 25 dollar in plaats van de beloofde 22. Hij kijkt me daarop verontwaardigd aan en zegt dat ie dertig dollar moet hebben. Verbrouwereerd geef ik hem nog vijf dollar en stap uit. Joke vind het erg geinig en lacht zich vervolgens de volgende tien minuten rot. s´Avonds zien we weer de twee dolfijnen zwemmen, die hier in deze baai kennelijk thuis zijn en J & J doen met de dinghy moeite om dichterbij te komen, maar zonder resultaat. Ze laten zich ineens niet meer zien.
Later die avond bespreken we de taktiek voor de oversteek naar de Dominicaanse republiek. We moeten we de zogenaamde Mona (-toetje volgens Joop, dat zou later anders uitpakken .....) passage oversteken en al lezend in de pilot, blijkt dit een welbekende nekkenbreker. Een harde stroom uit het zuidwesten, gecombineerd met een overwegend oostelijke wind, zorgen altijd voor wilde verwarde zeeën en meestal een zeer ongemakkelijk tochtje. Ik hou deze informatie niet alleen voor mezelf en J & J lezen ook het relaas van de schrijver van de pilot. Ik troost hun met de opmerking dat we altijd de overkant wel halen en het ongerief meestal de volgende dag wel weer is vergeten. Ik wil naar Luperon, een kleine 250 mijl varen en heb als plan B Samana, iets meer als 150 mijl varen.
Na het luisteren van het weerbericht, noordoosten wind tot kracht vijf, besluiten we de Mona oversteek te wagen en gaan rond tien uur s´morgens op weg. De eerste uren varen we hoog aan de wind nog in de lij van Puerto Rico en gaat het hardstikke lekker. Leuk gangetje, niet te gek veel wind en prachtig weer. Na een mijl of twintig, komt er plotseling een schip met een noodgang op ons af en dichterbij gekomen blijkt het de Amerikaanse coastguard te zijn. Ze varen een rondje om ons heen en ik zet de marifoon bij, maar er gebeurt verder niks. Dan trek ik de stoute schoenen maar aan en roep ze op met de vraag of we ze soms ergens mee kunnen helpen. Nou dat kunnen we wel. Ik moet ons hele doopceel opzeggen, van naam tot registratienummers enz. enz. Dan klinkt er ´Bamba stand-by´ en worden we vijf minuten later (zouden ze ons op de wal hebben uitgecheckt in hun computersysteem ?) een goede verdere reis gewenst. Al met al kwamen ze een beetje akelig over, maar goed, ze zullen wel wat te verdedigen hebben. Dan beginnen we langzaam uit de lij van Puerto Rico te raken en trekt de wind aan en worden de golven hoger. J & J zitten voor de kuip en worden door een breker zeiknat. Uiteindelijk word het windkracht zes met golven van een meter of drie, vier. Joop gaat naar binnen om wat te slapen en staat binnen een kwartier weer buiten en moet overgeven. Ondertussen gaat het best wel lekker, Bamba houd zich goed, Arie stuurt goed, alleen gaat alles behoorlijk te keer. Joke gaat ook even binnen liggen en ook zij word binnen het kwartier hardstikke ziek. Bamba is ineens omgetoverd tot hospitaalkerkschip de Hoop. Joke vraagt zich af hoe het verder moet en ik probeer haar gerust te stellen dat Bamba en ik ons wel redden en het varen verder geen probleem is. Wel druk ik ze op het hart dat ik geen tijd heb om wie dan ook te verzorgen en dat ze goed voor zichzelf moeten zorgen door toch te blijven eten en drinken, al was het alleen maar water en kakies. We hobbelen de nacht in en ik eet een paar broodjes pindakaas en wat snickers. Gedurende de nacht blijft in ieder geval Joop overgeven en maken we aardige voortgang. Ook ik slaap een paar uurtjes en Arie staat op wacht. Tijdens één van m´n controles buiten, schrik ik me te barsten van een grote vogel die probeert ergens in de kuip te landen. Uiteindelijk lukt hem dat bovenop de zonnepanelen en hij lift, kennelijk doodmoe, mee totdat we de Dominicaanse republiek dicht zijn genaderd en hij naar de wal kan vliegen. Toch nog een leven gered vannacht. Ondertussen had ik gezien de omstandigheden al besloten om de eerste de beste haven aan te lopen, maar al met al duurt dit nog tot twee uur s´middags. De kust van de Dominicaanse republiek (hierna D.R.) is met niets te vergelijken. Heuvels en bergen, die tot zover het oog kan zien zijn begroeid met palmbomen. Hele palmbossen, echt een geweldig gezicht. We hijsen de vlag van de D.R., compleet met de gele Q-vlag (hiermee laat je weten dat je in wilt klaren) en ankeren in de prachtige baai van Samana en Joop is gelukkig al weer in staat om de zeilen en het anker te laten zakken. Ik feliciteer beiden met het behalen van hun einddoel en moet oprecht zeggen dat ik bewondering heb voor hun moed en doorzettingsvermogen. Al met al hebben ze heel wat mijlen op zee afgelegd en ondanks de laatste 24 uur ging het eigenlijk van een leien dakje. Joop staat bijna met tranen in z´n ogen en bedankt me dat ik hun op de eerste de beste plek in de D.R. heb gebracht. Na een half uurtje verschijnt er weer eens een (redelijk engels sprekende) boat-boy, sinds Dominica niet meer gezien, die ons toeroept dat hij binnen een half uur met de douane aan boord komt. En inderdaad, na een half uurtje als ik net aan m´n tweede anlege biertje ben begonnen, komen er totaal vier man aan boord om ons in te klaren. Na een uurtje allerlij vragen te hebben beantwoord, die zeer langzaam en in een soort spijkerschrift op een vodje papier worden geschreven, komt het op betalen aan. We moeten een aantal dollars inklaringskosten betalen en Raphael (de boat-boy) fluistert me toe dat ik de heren moet ´tippen´. Ik produceer lachend nog een aantal dollars en stop hun die toe. Dit is de eerste keer overigens dat dit me gebeurd. Dan moet ik ook nog naar de immigratie en vaar met Raphael mee naar de wal. Hij neemt me in een snelle toer mee door het plaatsje en we krijgen na betaling van 10 dollar van de immigratie ambtenaar een visum voor de D.R. Ook vertel ik hem dat J & J van boord gaan en dat ik later die week alleen verder ga naar Cuba. Hij verteld me dat ik later terug moet komen om J & J officieel van boord te laten uitklaren. Ook bevestig ik bij een reisburo de tickets van J & J en huur voor de laatste twee dagen van hun bezoek een auto. Terug aan boord maken we schoon schip en gaan de wal op. Joop komt al weer aardig snel bij z´n positieven en na een wandeling van een uur door de volkswijk, strijken we neer bij een lokale snackbar en bestellen gegrilde kip met bakbananen en sla. Gezien de gretigheid waarmee gegeten word is de malaise van vannacht al weer aardig over. We bespreken nog de plannen voor de laatste drie dagen en gaan moe naar bed.
We gaan de wal op om te kijken of we voor één nacht een hotel kunnen boeken in Santo Domingo, om mij niet teveel kilometers op één dag te laten rijden. Op deze manier kunnen we in één dag rustig richting het zuiden, de volgende dag naar het vliegveld en ik daarna terug naar Samana. Het hotel lukt via een reisburo, met het adres dat we van Rosa in San Juan hadden gekregen. Tevens service van de zaak, want we worden kostenloos geholpen. Die middag varen we een half uurtje naar een eilandje voor de kust, waar volgens zeggen de beroemde Bacardi reclame is opgenomen, om voor de laatste keer te zwemmen en te snorkelen. Het is een prachtig eiland met een fantasties strand en honderden palmbomen. Later die dag, als de zon al bijna onder is en we langzaam terugvaren naar Samana onder het genot van een borrel, hebben we alledrie een dankbaar gevoel dat we een dag als deze mogen meemaken.
De volgende morgen bij de autoverhuur, blijken ze ineens geen auto voor ons te hebben en worden we meegenomen naar een ander verhuurbedrijf. Daar blijkt een half uitelkaar gestuiterde Suzuki jeep te staan, die we voor hetzelfde geld kunnen meenemen. Geen keus, dus karren maar. Joop achterin en Joke naast me als navigator, gaan we op weg door een prachtige natuur, over redelijke wegen. We houden voor de zekerheid de hoofdwegen maar aan, omdat we geen idee hebben hoe de secundaire wegen eruit zien. Als we langs de kust ergens stoppen om het strand en de zee te bewonderen, duiken uit het niets een stel lachende kinderen op en we hebben gekke bekken trekkend en rare geluiden makend een boel plezier. Joop laat zich er ondertussen innaaien en betaald een local minstens zes keer te veel voor het sap van een kokosnoot. Het blijkt verkiezingstijd in de D.R. en we verbazen ons over het enthousiasme waarmee de diverse partijen worden gepromoot. Overal groepen mensen met kleding, vlaggen, auto´s en alles wat nog meer rijd in de kleuren van de favoriete partij. Zelfs hele bruggen in kleur geschilderd en er is bijna geen boom langs de weg waar geen portret op hangt van de breed lachende kandidaten. Kilometer achter kilometer blijft dit zo en kennelijk hebben ze hier nog nooit van landschapsvervuiling gehoord. We stoppen in een provincie stadje en J & J doen inkopen voor thuis. Ik vraag in de winkel of we ergens wat kunnen eten en we worden meegenomen naar een woning met een grote eetkamer, waar we door drie oudere dames worden verwend met gegrilde kip, groenten en rijst. We worden vriendelijk lachend geholpen en beginnen het volk steeds leuker te vinden.
Als we later die middag van de hoofdweg af rijden en in een plaatsje met onverharde wegen en een kleurrijke markt terecht komen, stoppen we en worden weer met grote ogen bekeken. Eén van de marktlui met een fruitstal, zegt Gringo tegen me, wat zo´n beetje een scheldwoord is voor Amerikanen. Ik zeg tegen de man, ´yo no Gringo, yo soy Holandes´, waarop de stemming ineens omslaat en we hartelijk worden begroet. Vanaf dit moment word dit onze lijfspreuk, die iedere keer weer hetzelfde leuke effekt opleverd. Later begrijpen we van iemand waarom, als blijkt dat de mensen écht een hekel hebben aan Amerikanen. ten eerste omdat Amerika in het verleden kennelijk diverse keren heeft geprobeert de D.R. te annexeren en ten tweede door het normale gedrag van de meeste Amerikanen, die allemaal de indruk geven dat je met geld alles kunt kopen. De Dominicaners daarentegen leven met hun hart, dat merk je aan alles. We eten een ananas bij het stalletje en gaan verder richting Santo Domingo, zo genoemd door Columbus, aangezien hij het eiland op een zondag (Domingo) ontdekte. Dit is een mijoenenstad, met alles erop en eraan. Het word langzaam steeds drukker op de weg en we rijden tussen huizenhoge reclameborden de stad in. Jokes navigatie brengt ons zonder al te veel problemen bij ons (luxe) hotel, aan de boulevard langs de Caraïbische zee gelegen. We checken in en besluiten gelijk lopend richting het centrum te gaan. Het oude centrum stamt uit de tijd dat Columbus dit eiland ontdekte en geeft een goede indruk over die tijd, met een paar mooie gebouwen, kerken en een paar grote pleinen met een keur aan terrasjes. We strijken bij diverse neer, drinken Cuba Libres en genieten van alles wat zich rondom ons afspeelt. Het is zaterdagavond en druk in de stad met over het algemeen keurig geklede mensen. Tegen de tijd dat de borrels beginnen te werken, gaan we op zoek naar een restaurant en eten het (niet zo geweldige) dagmenu. We lopen door de drukte terug richting hotel en onder het roepen van ´no Gringo´, hebben we nog verschillende leuke ontmoetingen. Ik word door een klein knulletje aangesproken, die me voor één peso (14 cent) een soort bonnetje wil verkopen. Lachend geef ik hem de peso en neem het bonnetje van hem aan. Het blijkt een toegangsbewijs te zijn voor een nachtclub, met als geldigheidsdatum 14 augustus 1987 ...... Overal word op straat domino gespeeld en als we langs een groepje spelers lopen, worden we weer aangesproken. Als ze horen dat we Hollanders zijn, zegt één van spelers ´ha !, Juliana´, waarop wij moeten lachen. Ondertussen bemoei ik me met het spel en help (dat dacht ik tenminste) de enige vrouwelijke speler. Als ze misschien mede door mijn hulp twee keer achterelkaar wint, roept ze uit dat ik ´el diabolo´ moet zijn (de duivel). Lachend lopen we verder en we raken ondertussen écht in een jubel stemming. Wat een prachtig volk, vrolijk, vol emotie, nieuwgierigheid en passie. De berichten die je in Nederland hoort over de D.R. zijn overwegend negatief, het zou er buiten de hotels gevaarlijk zijn enzo. Niets van waar, wil je een fantastiese reis, boek een vlucht, klein tasje mee, huur een auto, leer een beetje Spaans en ga in dit prachtige land op onderzoek uit !! Terug op de boulevard blijkt het ook hier een drukte van belang. Overal salsa achtige muziek en mensen die zich gewoon lekker vermaken. Ook zien Joop en ik (van Joke weet ik het niet) diverse dames die zichzelf kennelijk verkopen en qua kleding niet veel aan de fantasie overlaten. Eén staat uit het open dak van een auto met haar borsten op de maat van de muziek te swingen en we vragen ons af of je bij het sluiten van een akkoord, óók de auto erbij krijgt. Eén van de oude monumenten langs het water blijkt s´avonds te worden omgetoverd tot een openlucht jazz café en we brengen er een aangenaam uurtje door. Als we vertrekken en langs de band lopen, nodig ik ze uit voor het eerstvolgende Northsea jazzfestival. Als we terug bij het hotel zijn, wil geen van ons naar bed, we droppen onze spullen op de kamer en gaan weer de straat op, waar onze aandacht word getrokken door een drukte van belang op één van de parkeerterreinen langs het water. Daar blijkt het volksleven zich af te spelen, met stalletjes drank en eten en allemaal geparkeerde auto´s, waaruit knalharde salsa klinkt, waarop emotioneel en passievol door jong en oud word gedanst. We kopen wat drank en strijken bij één van de groepjes neer om dit alles in ons op te nemen. Oók hier werkt het ´no Gringo´ weer perfekt en we worden opgenomen in het feestgedruis. We leren de basispassen van de Merenge en worden natuurlijk uitgelachen om onze stijve harken bewegingen. Ik hang de clown uit en Joop oogst op een bepaald moment bewondering om z´n losse heupbewegingen. Tegen drie uur is het plotsklaps over en schijnt het feest zich naar een ander gedeelte van de stad te verplaatsen. We houden het voor gezien en keren terug naar het hotel, waar ik en passant nog 40 dollar verlies met Black Jacken in het casino.
s´Morgens ga ik uitgebreid scheren en douchen, heerlijk (!) het is zeker drie weken geleden, dat ik onder een echte douche heb gestaan. Later in de receptie, zie ik mezelf voor het eerst in maanden in een levensgrote spiegel en schrik een beetje. Wat een verschrikkelijke dunne beentjes!! (ik had al niet van die dikke ....). Ik roep Joke omdat ik het echt niet geloof en denk dat de spiegel vertekend. Niet dus, een jaartje op een boot is dus niet optimaal voor de hoeveelheid spiermassa. We eten een lekker ontbijtje in het hotel en lopen de stad weer in voor een toeristiese rondleiding in de oude binnenstad. De gids blijkt meer belangstelling te hebben om ons de diverse op toeristen ingestelde winkels te laten zien dan dat we wat wijzer worden van de diverse oude gebouwen, maar aangezien J & J nog stapels kado´s moeten hebben voor kinderen en kleinkinderen, komt dat eigenlijk wel goed uit. Na een uurtje of twee nemen we afscheid en gaan richting auto om het vliegveld op te zoeken. Als we het centrum uitrijden, komen we in de beroemde (achter een muur verstopte) sloppenwijken terecht. J & J nemen een kijkje en ik blijf maar bij de auto, je weet maar nooit. Het blijken allemaal plaatstalen hutjes, zover het oog kan zien en als J & J vragen of ze wat foto´s mogen maken, worden ze binnen de kortste keren omringd door een grote schare lachende kinderen, ouders (waarvan de vader dronken van goedkope rum, het is tenslotte zondag) en opa´s en oma´s. Het is kennelijk weer eens een geval van ´wie kijkt er nou naar wie´.
Buiten het centrum blijkt dat er hard aan de weg word getimmerd om de Dominicaanse Republiek mee te nemen in de vaart der volkeren. De ene multinational na de andere heeft hier wel een één of ander toko-tje. Het blijft kennelijk een kwestie van het zoeken naar groeimarkten en de zogenaamde derde wereld is dankbaar slachtoffer. Het vliegveld is naar mijn mening ongewoon groot en op deze zondagmiddag hardstikke druk. J & J checken bij Air France in en we drinken een laatste borrel op de goede afloop van hun Cariebische avontuur. Ondanks de ´probleempjes´ onderweg hebben ze een geweldige tijd gehad en kunnen thuis waarschijnlijk wel enige avonden vullen met spannende, afschrikwekkende en ontroerende verhalen.
Zoals afgesproken, probeer ik vanaf het vliegveld een paar keer Nell te bellen, maar ze is weer eens de hort op en ik krijg behalve met het antwoordapparaat geen contact. Ik neem afscheid van m´n tijdelijke ´first mate´ en ´cook´ en ga op weg terug naar Samana, een 240 kilometer verderop. De rit terug word een onvervalste ´helle-tocht´, maar daarover meer in het volgende verslag.
Resten voor mij en Bamba nog Cuba en Florida, voordat ik de thuisreis ga aanvangen. Totaal nog zo´n 5200 mijl en eigenlijk schrikt die afstand me best wel een beetje af. Zesentwintig keer op en neer naar Engeland ..... ´t klinkt veel, maar goed, eenmaal weer op weg is er toch geen weg meer terug en tikken de mijltjes uur na uur en dag na dag gewoon af. Toevallig heb ik ondertussen via de kortegolf radio contact gekregen met Adrie, een gepensioneerde Nederlandse zendamateur, die al een jaar of vijf in het Carieb rondzwerft en daar een elke dag een Nederlands ouwehoer-uurtje organiseerd op een bepaalde kortegolf frequentie. Adrie is aan boord ook in staat om E-mail berichten op het Internet te zetten en wil mijn voortgang en welleven op de oceaan, zolang ik met hem in contact kan blijven een paar keer aan Nell melden. Hardstikke leuk natuurlijk, de techniek staat weer eens voor niets.
Goed, allemaal de groeten en hou die ´booming´ (las ik toevallig in de krant, je kunt niet even weg of er is ineens een ´poldermodel´ uitgevonden) Nederlandse economie aan de praat voor me .............

Comments

Popular posts from this blog