Bamba - brief één

LEIXOES, 17 augustus 1997
Hallo lui, (deze is niet van mezelf ....)
Het is zondag en ik ben precies 3 weken onderweg. Leixoes is een voorstad van Porto, de tweede stad van Portugal. Het is hier al erg buitenlands, met mensen die een voor mij onbegrijpelijke taal spreken, met uitspraakregels uit een boekje ´Portugees onderweg´, waar ik absoluut en continu m´n tong over breek. Tijd voor een briefje aan familie, vrienden en kennissen en tevens tijd voor een persoonlijke evaluatie van de afgelopen weken.
Het vertrek kwam uiteindelijk snel op me af. In eerste instantie denk je tijd zat te hebben om van alles te regelen, te repareren, te plakken en te schilderen en óók geestelijk voorbereid te zijn, maar de praktijk viel heel anders uit.
Het weekend voor vertek moet er nog een waslijst dingen gebeuren en word ik op vrijdagavond volledig verrast met een surprise-party, door Nell georganiseerd. Zelfs mensen die ik al lang en breed vaarwel had gezegd zijn aanwezig. Onwennig en me niet goed raad wetend, neem ik de kado´s, goede raad en gelukwensen in ontvangst. Uiteindelijk word het een bar (die was er ook namelijk) gezellige avond met natuurlijk weer iets teveel drank.
Het is donderdag en vandaag zou de dag moeten zijn dat ik met Nell vanuit Enkhuizen richting Zaandam ga varen om daar Joop en Jeroen op te pikken om vervolgens via IJmuiden zaterdag echt op weg te gaan. De afgelopen weken zijn een gekkenhuis geweest. Ik was vast van plan om geen ´vertrekker-stress´ op te lopen, maar zo zoetjes aan word ik aardig zenuwachtig. Bamba is technisch ongeveer gereed, met op de valreep nog een paar zuiver cosmetische akties, om de uitzwaaiers een redelijk ogend schip voor te schotelen. Met een auto vol last-minute geregelde boodschappen plof ik de deur binnen en de bank op. Ik zie het niet meer zitten. Nell net uit haar werk heeft het ook zo´n beetje gehad en samen worden we bar chagarijnig. Eerst maar een borrel, daarna een plan. Nell oppert om vanavond de boel op- en in te ruimen om dan morgen maar te vertrekken, wat tegelijkertijd impliceerd dat het geplande romantische avondje aan boord niet doorgaat. Aan boord gekomen ploft Nell, niet geheel onterecht, uit haar vel. Het is nog één grote teringzooi aan boord met overall en nergens gereedschap en andere in de loop van de jaren verzamelde zooi. Dan komt gelukkig het vrouwelijke aspekt naar boven en word er op een manier die naar mijn idee alleen vrouwen kunnen een beetje orde in de chaos geschapen. Moe maar niet voldaan val ik voor de laatste keer in ons bed in Enkhuizen in een onrustige slaap.

De volgende morgen, onderweg naar Zaandam, staat er windkracht zeven en we stuiven werkelijk richting Amsterdam. In de Oranjesluis krijg ik Bamba niet aan de hoge wal, waardoor Nell het touwtje niet vastkrijgt en we waaien dwars in de sluis, met als resultaat dat er een stuk afbreekt van de aan de reling hangende buitenboordmotor. Gelijk schade varen, zou dat een goed of een slecht teken zijn ?
In Zaandam met de hulp van Joop en Jeroen s´morgens nog snel even wat reeflijnen door de giek getrokken en hun bagage aan boord gezet en daarna naar IJmuiden, waar we zouden worden opgewacht door een voor mij onbekend aantal bekenden.

Op het Noordzeekanaal word ik over de marifoon opgeroepen. Het blijkt m´n broer Robbert, die met z´n speedboot en wat vrienden en kennissen me tegemoet is komen varen. Enkelen stappen over, om Bamba van dichtbij te bewonderen. Zij aan zij varen we verder, totdat plotseling met een noodgang een boot van de Rijkspolitie ons tegemoet komt en ons gebaard te stoppen. 
Rob is het eerst aan de beurt en na zeker een half uur is hij z´n draagbare marifoon armer (géén machtiging). Daarna komen ze bij mij langszij en het eerste wat door oom agent gezegd word, ´zo dus u gaat alleen op wereldreis´, met een blik waaruit blijkt dat hij het geen goed plan vind. Gelukkig had ik bij voorbaat m´n kortegolfzender (óók geen machtiging) verstopt en waren m´n marifoonpapieren in orde. Met nog wat welgemeende adviezen over ´hydrostatisch loslatende reddingsvlotten´ (wie verzint zoiets), word me verder een goede reis toegewenst.
Redelijk verlaat meren we uiteindelijk af voor de sluizen en kan ik het wegzwaai-committee ontmoeten. Met iedereen natuurlijk een babbeltje en ook weer diverse kado´s. Eigenlijk staat m´n hoofd helemaal niet naar al die mensen en ben ik meer bezig met het vertrekken en het moeilijke afscheid van Nell. We hebben in Zaandam nog een hele leuke avond gehad en min of meer al afscheid genomen, waardoor we dachten in IJmuiden geen emotionele toestanden meer te hebben. 
Uiteindelijk in de marina, na het tanken van water en diesel en nog een zeer snelle Joop-reparatie van het kompaslampje, is de tijd om te vertrekken aangebroken. Eerst de kennissen, want dat gaat over het algemeen wel, maar naarmate ik meer bij de vrienden, m´n familie en daarna Nell kwam, kon ik me niet meer goed houden, om uiteindelijk samen met Nell jankend op de steiger te staan. 
Het wegvaren was ook verschrikkelijk, met allemaal serpentine (wie had in godsnaam dat bedacht ....) gooiende mensen achterlatend.

Het avontuur is begonnen en hoog aan de wind, hangend tegen een lekker zuidwestertje op weg naar Engeland. De eerste twee dagen op zee zijn voor mij altijd inslingerdagen. Ik moet wennen aan het constante bewegen, heb geen eetlust en blijf het liefst buiten in de kuip. Meestal na een halve dag ofzo ga ik dan twee of drie keer over m´n nek (kotsen dus), waarna het leed is geleden en ik er helemaal geen last meer van heb. Deze keer blijk ik de enige niet en Joop begint na een uurtje behoorlijk groen en geel te zien. Nog een half uur later begint het overgeven en dat houd niet meer op. Een echt geval van heel erg zeeziek, wat na een uur of twee resulteert in kou- en ijl aanvallen. Ik besluit om Joop naar de wal te brengen en bel via z´n GSM Joke op om dit te melden. Die blijkt op dat moment samen met bijna alle uitzwaaiers gezellig ergens in IJmuiden een visje aan het happen. IJmuiden is op dat moment de dichtstbijzijnde haven, maar ik kan het niet over m´n hart verkrijgen om terug te gaan, dus samen met Jeroen besluiten we om de koers te verleggen naar Scheveningen.
Tegen tienen die avond lopen we Scheveningen binnen en staat Joke ons al op te wachten, samen met een extra kado-tje voor mij, want Nell is met haar meegereden. Eenmaal op de wal gaat het snel wat beter met Joop, besluit hij het verder voor gezien te houden en vertrekt met Joke naar een hotel in de buurt. Met Nell spreek ik ondertussen af dat we die nacht in Scheveningen zullen blijven, zodat we nog één extra nacht in elkaars armen kunnen doorbrengen. Gelukkig kan Jeroen dit waarderen en buiten dat, de toestand met Joop had ons aardig ´geraakt´. Aangezien we nog moeten eten, lopen we de stad in en doen ons tegoed aan al het smerigs wat een snackkar kan voortbrengen. Omdat Nell geld voor de trein moet hebben, verder de stad in, waar we een deja-vu hebben met de meest geweldige snacktent van Nederland, namelijk ´broodje Rog´, waar Jeroen, Dick en ik ons al eens helemaal vol hadden zitten vreten aan hun uitstekende broodje speklap (mét sous). Die nacht slapen we lekker, nogmaals een emotioneel afscheid van Nell en gaan weer onderweg. Het lijken de tien negertjes wel - en toen waren er nog maar twee .....
Het verhaal van de twee weken met Jeroen word er uiteindelijk één van diepe dalen, de constante tegenwind of helemaal geen wind en hoge toppen, we doen het toch maar effe met z´n tweeën, het reisdoel La Coruña in noordwest Spanje word bereikt, maar natuurlijk niet zonder avonturen ........
Via Ramsgate en Cowes, waar het zeewedstrijdzeilcircuit was neergestreken voor de jaarlijkse ´Cowes-week´ en waar we onze ogen weer hebben uitgekeken naar de moderne wedstrijdjachten, compleet met hun in gesponsorde unifompjes gestoken bemanning. Vreselijke ´kak´ over het algemeen, maar goed dat zie je net zo goed in Nederland als er ergens een zeilwedstrijd is. Het blijft een sport waar onnoemelijk hoge bedragen in rondgaan. Na Cowes hebben we als reisdoel Dartmouth, om vandaar in één keer de Golf van Biscaje over te steken naar La Coruña. De wind zit al dagen in de zuidwest hoek en we worden het voortdurende tegen de wind in kruisen aardig zat. Ter hoogte van Portland Bill, besluiten we tegen de avond om het kanaal hoog aan de wind over te steken om zodoende te proberen Brest te bereiken en vandaaruit weer verder te zien. De wind nog steeds zuidwest, ergens tussen 5 en 6 Bft. Het hoog aan de wind zeilen betekend dat we de scheepvaartroutes niet recht maar min of meer diagonaal zullen oversteken. Dit is niet de normale procedure, omdat je dan langer als nodig in de scheepvaartroute zit. Maar aangezien we geen hoogte willen verliezen, denken we hier even over na en bepalen tenslotte de volgende taktiek. Verkeer in de oost-west baan zal ons schuin achterop komen lopen en we zullen als ze dicht genoeg zijn genaderd afvallen naar een koers loodrecht op de route om daarna achter ze langs te varen. Hetzelfde geld voor verkeer uit de west-oost baan, alleen zou dat makkelijker worden omdat die ons van voren zouden naderen.
Tegen het invallen van de duisternis komt het eerste vrachtschip in zicht en onze taktiek blijkt heel aardig te werken. Hij houd keurig koers en vaart, zodat wij prima de gelegenheid hebben om het afvallen en achterlangsvaren te timen. De volgende twee schepen in zicht zijn zeker een mijl of vijf weg en we gaan weer hoog aan de wind verder.
Na een minuut of vijftien blijkt het achterste schip achter ons langs te gaan en willen we wederom onze afval- en achterlangsvaar taktiek op het dichtsbijzijnde schip loslaten. Wachten tot hij dichtbij genoeg is genaderd, afvallen en opletten dat we niet zullen gijpen en letten op z´n heklicht om daarna weer op koers te gaan liggen.
Jeroen zit aan bakboord onder het voorzeil door te kijken en alles lijkt volgens plan te gaan. Totdat ik besluit om ook een kijkje te nemen. De schrik slaat om m´n hart en binnen fracties van een seconde sta ik stijf van de adrenaline. In plaats van z´n stuurboordlicht, zie ik levensgroot z´n bakboordlicht recht op ons afkomen. Van de schrik niet op de wind gelet en we gijpen. Vanaf dat moment is er voor ons niets anders meer aan te doen dan angstig toekijken hoe de grijze muur met een bloedgang op ons afkomt en uit volle macht probeer ik om van hem weg te sturen. Op het moment dat we evenwijdig met hem varen komt de boeg en de rest van het schip voorbij. Ikzelf hou het op vijf meter, maar Jeroen durft te zweren dat als hij gewild had, hij het schip had kunnen aanraken.
Het blijkt een Maersk container schip te zijn van geschat zeker honderd meter. Op het moment dat z´n achterschip voorbij schuift, en wij het ´woesh-woesh-woesh´ van z´n schroef horen, slaat de kuip vol met water en horen we over de marifoon een afgenepen fluitje, in de trant van ´dat ging maar net goed .......
Mechanisch gaan we door de wind en leggen het schip weer op koers, elkaar aankijkend en een zucht van verlichting slakend. Gedurende de rest van de nacht houden we alle overige schepen ver van onze huid en denk ik na over wat er in godsnaam verkeerd was gegaan. Ik heb m´n hele leven nog nooit de dood zo dicht in de ogen gekeken.
In eerste instantie vloeken en tieren op de ´bezopen´ Maersk stuurman. Hoe haalt de gek het in z´n hoofd om zo plotseling en zo scherp van koers te wijzigen, lag ie te pitten of zo en zag plotseling ons bakboordlicht op ramkoers? Later realiseer je jezelf dat wij ook fouten hebben gemaakt. We hebben onze bedoelingen niet over de marifoon kenbaar gemaakt (maar goed dat gebeurt haast nooit, jacht naar vrachtschip), we hebben niet door met een zaklamp in het zeil te schijnen laten zien dat we een klein schip waren en waarschijnlijk het belangrijkste, door niet te gijpen lieten we hem alleen ons bakboordlicht zien, in plaats van groen op groen te gaan varen.
Ik heb er dagen over gedaan om dit verhaal een beetje kwijt te raken. Maar we kwamen letterlijk van de regen in de drup. We kwamen uiteindelijk een kilometer of vijftig oostelijk van Cap Ouessant terecht (de meest westelijke Franse kust, net boven de baai van Brest) en de wind viel weer eens helemaal weg. Dus boem-boem gestart (zo hebben Jeroen en ik de dieselmotor gedoopt) en fijn motorend naar het westen. Tegen het invallen van het donker viel er ook een natte donsdeken over ons heen. Echt vette mist, met een zicht van waarschijnlijk nog geen dertig meter. Een van de weinige dingen waar ik echt knap zenuwachtig van word tijdens het varen. Je ziet geen barst en van iedere richting kan er plotseling een andere boot opduiken. Dus Jeroen wakker gemaakt en samen de hele nacht, ieder aan een kant van de boot in de dikke soep lopen staren. Op het laatst ga je echt dingen zien en horen die er helemaal niet zijn. Tegen de ochtend werd het niet beter en waren we de scheepvaartroute om Ouessant behoorlijk dicht genaderd. Ik besloot de plaatselijke verkeersleiding op te roepen (jaja óók schepen hebben die) en gelukkig kon hij ons dankzij de radarreflector op z´n scherm zien en werd afgesproken dat hij ons zou volgen en ons zou oproepen als er bijzonderheden waren. Die waren er gelukkig niet en puur op het satelliet navigatie systeem bereikten we Camaret sur Mer in de baai van Brest, waar we de havenhoofden pas op het laatste moment te zien kregen.
Vanuit Camaret de Golf van Biscaje op. Ook hier weer tegen- of geen wind, waar ik ondertussen knap chagarijnig van werd, maar ja je doet er geen pest aan en kan het alleen maar proberen te accepteren. De Golf van Biscaje was een aardig voorproefje van het grote niets, dat ik straks op de oceaan ga tegenkomen. De marifoon staat stand-by op kanaal zestien, maar je kan hem net zogoed uitzetten want je hoort toch niemand. Ook het feit dat je op meer dan vier kilometer diep water zeilt heeft iets ongrijpbaars. Je kunt het je gewoon niet voorstellen (vier kilometer, dat is ongeveer lopend van ..... naar ...... !!!!).


Het absolute hoogtepunt van de oversteek van de Golf begon de tweede nacht. Het was wegens bewolking aardig donker en als de omstandigheden dan goed zijn, word er in het zwakke licht van het toplicht, in het water een complete theatervoorstelling opgevoerd. In het water zitten soms namelijk veel fluoriscerende beestjes, die als het water in beweging komt gaan oplichten. Dus de boot maakt golven, die vervolgens helemaal oplichten, of het zog achter de boot is zeker 25 meter ver te zien. Uren kan je hier naar kijken en ik vind het één van de mooiste natuurverschijnselen. Tot het moment dat ik voor de boot een grote mooi ronde fluoriscerende vlek zie. In eerste instantie schrik je je kapot, omdat je het niet thuis kan brengen. Naderbij gekomen, blijkt het een school kleine vissen te zijn, die het water in beweging brengen en daardoor als het ware licht gaan geven. School na school komen voorbij. Dan opeens een dunne langgerekte lichte streep, gevolgd door nog tien strepen, langs onder en voor de boot uit. Ik hang over de reling om uit te vinden wat dit nu weer zijn. Het lijkt wel of we beschoten worden met torpedo´s. Opeens besef ik dat het dolfijnen zijn en met tranen in m´n ogen kijk ik naar de wonderlijke schoonheid en snelheid van deze beesten. Gauw Jeroen wakker gemaakt, die vervolgens nog geheel slaapdronken beweert dat het geen dolfijnen kunnen zijn, maar hij weet er ook zo gauw geen andere verklaring voor te geven. Totdat er een paar vlak bij de boot boven water adem halen en je het specifieke dolfijnen geluid kan horen. Jeroen gelijk óók overtuigd. Na een kwartier zijn ze net zo plotseling als ze er waren, ook weer verdwenen. Sinds deze eerste keer, zijn we en ben ik diverse keren dolfijnen tegengekomen, zodat het nu al bijna al normaal begint te worden.
De aankomst in La Coruña, bijgestaan door een aardig onweer, waar we een uur of wat in hebben gevaren, was voor ons allebij een overwinning. Na vier dagen op zee dé Golf van Biscaje overgestoken te hebben en dan afmeren in een redelijk grote Spaanse havenstad, compleet met palmbomen, mooie gebouwen en pleinen én mooie goedverzorgde mensen (vooral de vrouwen, allemaal supervrouwelijk gekleed in bijvoorbeeld een mooie jurk) én natuurlijk het onvermijdelijke anlege-biertje, het was fantasties. Zo fantasties, dat ik per ongeluk om half twee s´nachts Nell uit haar bed bel.
De volgende dag door Coruña geslenterd en s´avonds Jeroen op de trein naar Nederland gezet. Toen was er nog maar één ....... Ik hoop echt dat dit het laatste afscheid was en dat het vanaf nu alleen maar weerziens worden.
Zo ver zuidelijk als hier begint langzaam het zeilende zigeuner wereldje vorm te krijgen. De meest wanstantige zeilbootjes zie je hier liggen en dat zal alleen maar erger worden. De familie voor drie weken op vakantie met de boot is achtergebleven aan de Franse kust en alle buitenlandse boten die ik nu tegenkom hebben allemaal een min of meer vaststaand plan. De ene gaat straks de Middellandse zee op, de ander overwinteren op de Canarische eilanden en daarvandaan verder zien, mensen zoals ik, een maand of veertien naar het Carieb en dan weer naar huis en een enkeling met een vastomlijnde wereldreis. Een grappig fenomeen is dat ik op het moment min of meer opvaar naar het zuiden met een handvol andere Nederlanders, die ik zo nu en dan tref in deze of andere haven. Tot nu toe nog geen andere solo-ers tegengekomen, maar dat zal op de Canaries wel veranderen. Eén van de voordelen van het alleen varen blijkt te zijn dat ik al gauw hier en daar op de koffie of voor een biertje word gevraagd en zolang dat niet de spuigaten uitloopt vind ik dat best zo.
Het alleen varen is nog geen probleem, omdat de havens hier niet verder als 1 à 2 dagen varen uit elkaar liggen, wat met een beetje slapen in de kuip best te doen is. Straks word dat natuurlijk anders, maar dan vaar ik niet meer langs de kust (veel vissersboten) en ook niet in de normale scheepvaart routes, dus de kans op een aanvaring is klein(er).
Nog even wat over de natuur. De noord-west Spaanse kust is echt geweldig. Ruige rotsen, staalblauwe zee en baaitjes met zandstrand. Als je dit hier vergelijkt met de verguisde Costa´s van de Middellandse zee, dan is het hier 145 keer mooier. Alleen ...... het weer zit ze niet zo mee. Is het aan de Costa´s 30 van de 31 dagen mooi weer, hier onder invloed van de oceaan storingen misschien 10 van de 31. Misschien beter zo, anders had het er hier waarschijnlijk anders uitgezien. Ik ben diverse vakantie-dorp-projecten tegengekomen, maar die lijken door de leegstand, de schreeuwende verkoop borden en de leegstaande winkelpandjes niet echt uit de verf te komen.
Verder hebben ze hier de Europese subsidie op windmolens ontdekt. Je kan geen kaap voorbij varen of de kam staat er vol mee. Hopelijk nog wat Hollandse ondernemers die een boterham verdien.
Van Portugal heb ik nog niet veel gezien. Opvallend is dat het leven hier zeker 40% goedkoper is als in Spanje. Een biertjes vergelijk : in Spanje flesje bier op een terras iets van 2 gulden 80, hier houd het bij 1 gulden 60 op. Ook de normale dingen als de staat van de wegen en de huizen en dergelijke is hier veel slechter als in Spanje. Morgen rondstruinen in Porto, waar ik in een ander leven al eens ben geweest en wat best een indruk op me heeft achtergelaten. De brede rivier de Douro, met de stad aan weerszijden tegen de hellingen opgebouwd en de meer dan fantastiese dubbele ijzeren brug, ontworpen door Gustav Eiffel. Ik ben benieuwd of dat nog steeds zo´n indruk maakt.
Vanaf Porto ga ik in een ruk door naar Lissabon, daarna de Algarve, Madeira en ergens begin oktober de Canarische eilanden. Jullie horen meer van mij. Tot ziens !!!!

Comments

Popular posts from this blog